4e Afd. 29 mei 1957'
SUBSIDIE TEN BEHOEVE VAN KEBKBOUW.
Aan de Raad,
Over het verzoek van de Kerkeraad der Gereformeerde Kerk te Heem-
stede om een gemeentelijk subsidie te mogen ontvangen m de kosten van de
stichting van het kerkgebouw aan de Camplaan alhier dat în Uw e -
gadering van 21 maart 1957 om preadvies in onze handen werd gesteld,
hpbhen wii ons emstig beraden.
Op de argumenten, welke het Kerkbestuur aanvoert ten f?unste v;m <- e
inwillieing van zijn verzoek zullen wij niet în den brede mgaan. Dit houdt
evenwel niet in, dat wij ons met die argumentatie geheel kunnen veremgen.
Met name moeten wij afstand nemen van de argumenten, dat de gemeente
bijzondere eisen van bouwkundige of architectomsche aard zou gesteld
hebben welke van verhogende invloed op de bouwkosten zouden Seweest
ziin en dat de grote tijdsruimte welke gelegen is tussen de mgediende aan-
vraag om vergunning voor de bouw van de kerk en het verlenen van de
bouwvergunning, aan de gemeente geweten zou kunnen worden. Aan de
hand van de stukken zou aangetoond kunnen worden, dat bijzondere arctl1"
tectonische eisen niet gesteld zijn en dat de medewerkmgvanhetgemefi-
telijk apparaat niet de oorzaak is geweest van emge vertragmg m de tot-
St Anngezien opdif veraoek in de toekomst meerdere dergelijke aanvragen
kunnefvÔîgen hebben wij gemeend, alvorens U over het thans voorhggende
verzoek te adviseren, in eerste aanleg de vraag te moeten beantwoorden
of bij het verlenen van subsidie voor kerkbouw door de gemeente gee
inbreuk zou worden gemaakt op het naar de menmg van velen in ons
staatsbestel verankerde beginsel van scheidmg van Kerk enStaat en
of hierdoor niet zou worden gehandeld m strrjd met een, uit dit b g
in het positieve recht uitgewerkte, wettelijke bepaling.
Bij Koninklijk Besluit van 9 augustus 1954, no. 12' yernietigde de Kroon
een beslissing van de Gedeputeerde Staten van Gelderland, bi] welke besl s-
sing dat college zijn goedkeuring onthield aan een besluit van de raad de
gemeente Nijmegen tot het verlenen van subsidie ten behoeve van de bouw
van een kerk, onder meer uit overweging, dat naar zrjn menmg op het
hiervoren vermeld beginsel inbreuk zou worden gemaakt. Aan bec°e
raadsbesluit werd door de Kroon alsnog goëdkeurmg verleend^ Hie b j
overwoog de Kroon o.m. dat het verlenen van subsidre door de gemeente
voor kerkbouw niet in strijd is met enige wettelijke bepaling.
Hetzelfde standpunt huldigde de Minister van Binnenlandse Zaken m zrjn
memorie van antwoord op het voorlopig verslag, urtgebracht naar aanler-
ding van de Rijksbegroting 1955. Deze bewrndsman achttemhs aan d;
subsidiëring voor kerkbouw geen voorwaarden wordenverbonden, waardoor
de kerken in haar geestelijke vrijheid zouden worden beknot en voor zover
het gemeentebelang bij die kerkbouw betrokken rs, de plaatselrjke overherd
in beginsel vrij subsidie te verlenen. Hiermede rs, naar ons gevoelen, aan de
beantwoording van de vraag of met het verlenen van subsrdre voor kyr -
bouw geweld zou worden gedaan aan het beginsel van scherdrng van Kerh
en Staat, het gewicht ontnomen.
Voorts hebben wij ons de vraag gesteld of bij de böuw van kerken het
gemeentebelang betrokken is.
Hoewel wij in de aanvang hierover onderling enigermate van gevoeien
verschilden, zijn wii na ampele overweging eenparig van oordeel geworden,
dat, gelet op de b'etekenis van de kerken voor de geestelijke verzorgmg
van haar leden en op de plaats welke zij, zowel in het leven van de en-
keling als in het gezins- en groepsleven innemen, de grote waarde van
traar arbeid voor de plaatselijke gemeenschap erkend moet worden.