70
2e Afd.
27 juni 1957.
VERORDENING BEPERKING UITBETALING PENSIOENEN
WETHOUDERS.
De Raad der gemeente Heemstede;
Gezien het voorstel van de burgemeester;
Gelet op de wet van 31 januari 1957, Staatsblad no. 30 houdende
perking van de uitbetaling van de pensioenen van gewezen mimsters, ge-
wezen staatssecretarissen, gewezen leden van de Tweede Kamer de
Staten-Generaal, gewezen leden van Gedeputeerde Staten ener provmcie
en gewezen wethouders ener gemeente, zomede van de pensioenen van
hun weduwen brj gelijktijdige aanspraak op een pensioen krachtens de
Algemene Ouderdomswet;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende
VERORDENING, HOUDENDE BEPERKING VAN DE UITBETALING
VAN DE PENSIOENEN VAN GEWEZEN WETHOUDERS DER GE-
MEENTE, ZOMEDE VAN DE PENSIOENEN VAN HUN WEDUWEN
BIJ GELIJKTIJDIG AANSPRAAK OP EEN PENSIOEN KRACHTENS
DE ALGEMENE OUDERDOMSWET.
Artikel 1.
1 Waar in deze verordening gesproken wordt van pensioen, wordt daar-
onder verstaan een ingevolge de Uitkerings- en pensioenverordenmg
wethouders, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 maart 1957^no32.
toegekend pensioen aan gewezen wethouders, zomede een pensioen,
toegekend aan hun weduwen.
2 Onder ouderdomspensioen wordt in deze verordening verstaan een
pensioen, als bedoeld in de Algemene Ouderdomswet.
Artikel 2.
1 Indien zowel aanspraak bestaat op een pensioen als op een °uder-
domspensioen, wordt de uitbetaling van het pensioen op de voet van
het bepaalde in het tweede lid beperkt.
2 Behoudens het bepaalde in artikel 4 vindt de in het vorig lid bedoelde
beperking van de uitbetaling aldus plaats, dat op het pensioen een
bedrag in mindering wordt gebracht, gelijk aan een zodamg gedeelte
van het ouderdomspensioen, voor de groep, waartoe de belanghebben-
de behoort. genoemd in artikel 8, juncto de artikelen 9 en 66 van de
Algemene Ouderdomswet, als het aantal jaren, waarnaar het pensioen
is berekend, zich verhoudt tot 50. Voor de beperking van de uitbetaling
van het pensioen blijft buiten aanmerking een verhoging van het
ouderdomspensioen, ingevolge artikel 9 van de Algemene Ouderdoms-
wet welke fs ingegaan na de datum van ingang van het pensioen, voor
zolang en voor zover het desbetreffende pensioen met geacht kan wor-
den een dienovereenkomstige verhoging te hebben ondergaan.
3 Indien de rechthebbende op een pensioen een gehuwde vrouw is, wordt,
voor de toepassing van deze verordening haar echtgenoot geacht aan-
snraak te hebben op haar pensioen, tenzij zij een zelfstandige aan
snraak heeft op ouderdomspensioen. Voor de toepassing van de vonge
voLfn wordt oTder een gehuwde vrouw niet verstaan de gehuwde vrouw
die duurzaam gescheiden van haar echtgenoot leeft. In het geval be-
doeld in de eerste volzin wordt voor de beperking van de uitbetalmg