70
27 juni 1957.
van het pensioen uitgegaan van het ouderdomspensioen, bedoeld in ar-
tikel 8, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
4. Het bedrag van de beperking van de uitbetaling van het pensioen gaat
het bedrag van het ouderdomspensioen, voor zover betrekking hebbend
op het tijdvak, waarnaar het pensioen is berekend, waarop de belang-
hebbende recht kan doen gelden, niet te boven. Het bedrag van die
beperking gaat voorts niet te boven het verschil tussen het bedrag van
het pensioen en 20 ten honderd van het bedrag van het ouderdomspen-
sioen, bedoeld in het tweede lid.
5. Voor de toepassing van het eerste iid wordt een weduwe van 65 jaren
of ouder, die aanspraak heeft op een pensioen en krachtens artikel 15,
eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet een uitkering ontvangt,
gedurende het tijdvak van het genot van die uitkering geacht een aan-
spraak te hebben op het pensioen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van
die wet.
Artikel 3.
Voor het in artikel 2, tweede lid, bedoelde aantal jaren, waamaar het
pensioen is berekend, komen uitsluitend in aanmerking de jaren gelegen
vôôr het tijdstip, waarop de leeftijd van 65 jaren is bereikt.
Artikel 4.
1. Indien naast het ouderdomspensioen aanspraak bestaat, of geacht
wordt te bestaan, op meer dan één pensioen, vindt de beperking der
uitbetaling krachtens artikel 2 ten aanzien van elk van deze pen-
sioenen afzonderlijk plaats.
2. Het bepaalde in het eerste lid lijdt uitzondering voor zover de tijd-
vakken, waarnaar deze pensioenen zijn, of geacht worden te zijn, be-
rekend, samenvallen. In dat gevai worden de pensioenen voor de toe-
passing van artikel 2 geacht in zoverre gezamenlijk één pensioen te
vormen.
3. Het gezamenlijk bedrag van de beperking van de uitbetaling der pen-
sioenen gaat het bedrag van het ouderdomspensiöen, waarop de be-
langhebbende recht kan doen gelden, voor zover betrekking hebbend
op de tijdvakken, bedoeld in het tweede lid, niet te boven, met dien
verstande, dat evenbedoeide beperking een bedrag van 80 percent van
het ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, niet te boven
gaat.
4. Indien naast het ouderdomspensioen aanspraak bestaat of geacht wordt
te bestaan op pensioen, als bedoeld in artikel 1, en bovendien op pen-
sioen uit anderen hoofde met samenvallende tijdvakken, als bedoeld
in het tweede lid, wordt het bedrag van de beperking van de uitbe-
taling van het pensioen, bedoeld in artikel 1, gesteld op een zodanig
gedeele van het bedrag, waarmede de uitbetaling van dat pensioen
krachtens de vorige artikelen, met uitzondering van artikel 2, vierde
lid, laatste volzin, beperkt zou moeten worden, als dat pensioen zich
verhoudt tot de som van dat pensioen en bedoeld pensioen uit an-
deren hoofde.
5. Indien belanghebbende meent, dat het vorige lid op hem van toepas-
sing is, dient hij zich met een desbetreffend schriftelijk verzoek te
wenden tot burgemeester en wethouders.
Artikel 5.
De bepalingen dezer verordening blijven buiten toepassing ten aanzien