164
29 augustus 1957
Xc. VERKOOP GROND VAN COMPLEX INDUSTRIETERREIN.
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
96. Verkoop grond van industrieterrein aan de Cloosterweg.
De Voorzitter deelt mede, dat de commissie voor het grondbedrijf zich
hiermede kan verenigen.
Het ontwerp-besluit wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
XI. RONDVRAAG
Huurverhoging.
De heer Reijnders heeft in zijn kwaliteit van bestuurslid der woning-
stichting ,,Heemstede" kennis genomen van de door burgemeester en wet-
houders vastgestelde huurverhoging voor de woningen van woningbouw-
verenigingen. Hij is tot de conclusie gekomen, dat zij zonder enig morren
en tegenspreken de wens van de Minister van Volkshuisvesting en Bouw.
nijverheid hebben gevolgd en de huren met 25% hebben verhoogd. Naar
sprekers mening had echter de raad in deze huurverhoging moeten worden
gekend, omdat bij het opstellen van de exploitatierekening de huren door
de raad zijn vastgesteld. Dan zou de raad gelegenheid hebben gehad zich
uit te spreken of deze huurverhoging nu wel zo noodzakelijk was geweest.
De heer van Houten, wethouder, antwoordt, dat voor ieder nieuw te
bouwen complex aan de raad een exploitatieoverzicht wordt overgelegd
waarin ook een calculatie van de huren is opgenomen. De huren worden
echter door de minister vastgesteld. Verandering van de huurprijs is dus
geen zaak die door de raad moet worden beslist.
De heer Verhoeven wijst er op, dat de gemeenteraad het krediet voor
woningbouw moet verlenen, hetwelk wordt toegestaan onder voorwaarde
dat de in de exploitatieopzet genoemde huren worden berekend. Wanneer in
de voorwaarden waaronder het krediet is verleend' verandering komt, dan
is spreker het met de heer Reijnders eens, dat het beter ware geweest
dat de raad daar kennis van had kunnen nemen. Hoewel spreker betwijfelt
of de beslissing anders zou zijn uitgevallen dan nu het college heeft be-
slist, was het formeel toch wel juister geweest.
De heer Reijnders zegt, dat in eerste instantie de raad bepaalt welke
woningen zullen worden gebouwd, welk bouwplan dan al of niet door de
minister kan worden goedgekeurd. Maar de raad bepaalt de huur van de
woningen. Spreker gelooft ook dat de wet deze bevoegdheid aan de raad
heeft gegeven. Waar deze bevoegdheid niet aan burgemeester en wethou-
ders is gedelegeerd, zijn naar sprekers mening burgemeester en wethouders
wat al te vlot geweest met hun mededeling aan de besturen van woning-
verenigingen dat de huren dienden te worden verhoogd. Dat is de hele
kwestie.
De heer Verspoor meent dat het zo is, dat voor woningwetwoningen
waarvoor steun uit 's Rijks kas is verleend op de voet van de Beschikkingen
verminderde bijdragen woningwetbouw 1950 en 1950 I en van de Beschik-
king bijdragen woningwetbouw 1950 door de gemeentebesturen voorstellen
tot huurverhoging bij de minister moeten worden ingediend. Misschien in
verband daarmede hebben burgemeester en wethouders aan de woning-
bouwverenigingen bericht, dat de door hen vastgestelde huur een voor-
lopig karakter draagt. Indien dit zo is, bestaat er z.i. nog een mogelijk-
heid om te bekijken welke woningen voor een mindere huurverhoging in
aanmerking komen.