180 26 september 1957. tijd af te wachten dat de begroting toelaat om weer kleuterhelpsters te benoemen. De heer van Houten, wethouder, wil gaame eerst iets rechtzetten. Hij geeft volmondig toe, dat hij zich zojuist verkeerd heeft uitgedrukt en een onzuivere uitspraak heeft gedaan. Hij kent de leden gelukkig te goed om te veronderstellen dat zij naar huis gaan met de gedachte: zoek het maar uit. Spreker heeft het zo onder woorden gebracht om te laten uitkomen, dat het college toch maar met de lasten blijft zitten. Van verschillende zijden is gevraagd, of er geen andere posten te vinden zijn waarop bezuinigd zou kunnen worden. Spreker wil er nogmaals op wijzen, dat men de post aanstelling van kleuterhelpsters moet zien als een onverplichte uitgave, waar een nieuwe inkomstenpost tegenover moet staan welke die uitgave dekt. Het gaat er dus niet om of bij openbare werken op bij welk ander onderdeel ook, iets bezuinigd kan worden ter dekking van de uitgaven voor kleuterhelpsters. Spreker gelooft niet dat de heer Weijers ongerust hoeft te zijn dat van uitstel afstel zal komen. Spreker meent toch wel duidelijk te hebben ge- zegd, dat het college principiëei helemaal niet afwijzend staat tegenover deze kwestie, maar dat het zuiver een kwestie is van financiële moeilijk- heden. Nochtans verwacht het college niet, dat aan deze moeilijkheden in de nabije toekomst een einde zal komen. Spreker heeft er geen enkel bezwaar tegen om de gedachte van de heer Zegwaart over te nemen en de aanstelling van de helpsters op te schorten tot na de behandeling van de begroting 1958. De raad kan dan zelf ervaren dat de gemeente zich in een moeilijke financiële positie be- vindt. In antwoord op de vraag van de heer Heijnders welk bedrag voor dek- king van het tekort uit de reserve kan worden geput, zegt spreker, dat de reserve groot genoeg is om het tekort dat op de begroting 1958 ver- wacht wordt, volkomen te dekken. Het is echter de vraag of gedeputeerde staten een dergelijke handelwijze zouden goedkeuren. De Voorzitter zegt, dat mevrouw van der Meulen nog maar steeds niet begrijpen kan, waarom de voorbereidende maatregelen om tot benoeming van kleuterhelpsters te komen, niet genomen zijn vôördat gedeputeerde staten hun goedkeuring hadden verleend. Spreker zou het echter toch wel zeer weinig elegant gevonden hebben, indien een oproep in de couranten was verschenen terwijl de goedkeuring nog in het onzekere lag. Burge- meester en wethouders wisten niet of de door hen aangegeven dekking van de uitgave wel de goedkeuring zou verwerven. Zelfs indien burgemeester en wethouders die maatregelen genomen hadden op het tijdstip door mevr. van der Meuien gewenst, dan nog zou het, in verband met de vakanties die aanstaande waren, niet mogelijk geweest zijn om de helpsters te be- noemen vôôr het nieuwe schooljaar. Oorspronkelijk lag het in de bedoe- ling om de benoemingen te doen geschieden in de vergadering van het college van 11 september. Toen is besloten om deze zaak opnieuw aan de raad voor te leggen. Mevr. van der Meulen merkt op, dat in de begrotingsraad is toegezegd, dat, indien men dat zou vragen, gekomen zou worden met een voorstel tot verhoging van de straatbelasting. Spreekster vraagt waarom dat niet gebeurd is als men besluiten van de raad wil financieren. De heer van Houten, wethouder, antwoordt, dat die toezegging niet zo positief is geweest als door mevr. van der Meulen wordt gesteld. Br is bij de begrotingsbehandeling wel gezegd, dat het college bereid was om, in- dien de huurverhoging wettelijk zou zijn vastgesteld, zo nodig na te gaan of verhoging van de straatbelasting in aanmerking zou komen. Het is echter niet de bedoeling geweest om, indien er andere posten op de be-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1957 | | pagina 14