28 november 1957. 222 bewonen van een caravan door een gezin, wil spreker er op wijzen, dat aan dit gezin door de huisvestingscommissie een woning is aangeboden, welke echter werd geweigerd. Dit is toch wel een heel wonderlijke situatie. De heer Mr. Dr. van Sîruggen dringt er op aan, dat het niet zo moet zijn dat de raadsleden ten aanzien van allerlei zaken moeten gaan vragen. Spreker gelooft dat het veel beter is, dat, als bij de woningbouw een werk stagneert, de raad daarover spontaan van burgemeester en wethouders me- dedeling krijgt waarom dat het geval is. In het algemeen gaat een raadslid niet direct over tot het stellen van vragen. Men benut daarvoor eerst een commissievergadering en als men daar niet tevreden wordt gesteld komt uiteindelijk de situatie dat men in het openbaar gaat vragen. Het was veel beter geweest dat elk half jaar, beslist ook tussen de begrotingsbehandelin- gen in, een behoorlijke nota over de woningsituatie door burgemeester en wethouders aan de raad was toegezonden, zoals ook destijds, toen wij een uitvoerig debat over de gehele woningsituatie hebben gehad, met nadruk is gevraagd. Een dergelijke nota zou de basis geweest kunnen zijn voor een debat. Langs die weg kan het publiek, dat op dit punt grote belang- stelling heeft, worden ingelicht. Spreker gelooft nog steeds te moeten aan- dringen om nu werkelijk in praktijk te gaan brengen wat men praktisch gesproken veronderstelde dat men zou gaan doen. De heer Keijnders wil nog even terugkomen op de organisatie van het bouwwerk. Spreker meent dat men hier met een recidivist te maken heeft. Deze aannemer heeft ook woningen voor de gemeente gebouwd in de Sport- parkbuurt en deze veel te laat opgeleverd. Toen dan ook de wethouder, misschien noodgedwongen, met deze aannemer in zee wilde gaan, is er in de commissie voor de volkshuisvesting de opmerking gemaakt, dat deze aannemer niet de garantie leverde van op tijd klaar te kunnen zijn. Toen heeft de voorzitter van die commissie geantwoord, dat bekend was dat dit het geval was, maar dat er redelijke gronden aanwezig waren om aan te nemen dat dit in de toekomst zou verbeteren. Spreker gelooft dat het daar mangelt. Men heeft deze aannemer, om het maar eens in het Jordaans te zeggen, maar een beetje laten roetkoeken. Er is te weinig bij de aannemer met de vuist op tafel geslagen met de mededeling dat hij 'maar heeft te zorgen dat er meer arbeiders op zijn werk komen en dat er ook inderdaad gewerkt wordt. Spreker heeft uit meerdere monden de opmerking gehoord: ,,Ach we zijn vermoeid, we gaan nu naar het sanatorium van aannemer die en die." Mevr. van Nispen zegt, het natuurlijk ook te betreuren dat de woningen te laat klaar zijn. Nu spreekster de diverse sprekers heeft aangehoord en gelezen heeft wat burgemeester en wethouders over deze zaak schrijven, verwondert het haar dat men er maar niet aan wil dat hier force majeure aanwezig is. Niemand van de raadsleden kent die recidivist, om dat ver- velende woord te gebruiken, zo goed als spreekster. Spreekster heeft per- soonlijk met hem gewerkt en van week tot week gezien hoe hij zijn werk afleverde en hoe hij er in sprong als het stagneerde. Spreekster kan zich dan ook niet aan de kant scharen van hen die burgemeester en wethouders verantwoordelijk stellen voor de gang van zaken. De aannemer is natuur- lijk de schuldige maar men moet daarbij de omstandigheden in aanmerking nemen waaronder hij moet werken. Deze aannemer is misschien geen groot organisator maar wel een solide harde werker. Spreekster wil het voor hem toeh wel opnemen omdat hij ook een prachtig stuk werk geleverd heeft waarop we nog jaren trots kunnen zijn. De heer Ir. Kooijmans acht het goed dat deze vragen gesteld zijn, niet zozeer om de raad in te lichten maar omdat de burgers er nu ook wat van weten. Spreker wist al van de gang van zaken uit de door de wethouder in de commissievergadering gegeven inlichtingen. Vooral de woningzoekenden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1957 | | pagina 11