UcZV^TrZrZâr jUme SChUld één 6nkele Van Mljn Z°nen Sterft' naar 215 28 november 1957. Ik weet dat m die ene kamer zich de stinkende adem van dertien per- sonen vermengt, die er in samenhokken. ^J'krirreetfdat ee" "i06061, de tafel en de stoelen aan het plafond ophangt om de matrassen te kunnen neerleg*g"en. Ik weet dat de ratten te voorschijn komen om de kruimels te vreten en de zuigelmgen te bijten. Ik weet dat een man opstaat om een stuk zeildoek te spannen boven het doorweekte bed van zijn vier kinderen. Ik weet dat een moeder een hele nacht opblijft omdat er maar plaats is voor éen bed en de twee kinderen ziek zijn. ïk weet; dat een dronken kerel zijn braaksel uitspuwt over het kind dat naast hem slaapt. !k weet dat een jongen alleen de nacht invlucht omdat hij het niet meer Kan uitnouden. Ik weet dat mannen met elkaar om hun vrouwen vechten omdat er drie gezinnen op een zolder wonen. Ik weet dat een jongen zijn zusje zwanger maakt omdat hij twintig iaar îs en zij zestien en zij naast elkaar op dezelfde stroozak moeten slapen Ik weet dat een vrouw haar echtgenoot wegduwt omdat er geen plaats m huis îs voor nog een kind. ïk weet dat een kind langzaam wegkwijnt en er bijna aan toe is, zich daar-boven bij zijn vier broertjes te voegen. Ik weet het. Ik weet nog veel meer. Ik weet nog honderden van zulke gevallen en toch stond ik op het punt om tussen mijn helder witte lakens te gaan slapen. Ik wilde, Heer, dat ik het niet wist. Ik wilde dat ik mijzelf kon overtuigen dat ik maar droomde Ik wilde dat men mij bewees dat ik overdrijf. Ik wilde dat men mij aantoonde dat al deze mensen ongelijk hebben en het hun eigen schuld is dat zij ongelukkig zijn. mcer.'hctV^c geruststellen. Heen, maar ik kan het niet Ik heb teveel gezien. Ik heb teveel gehoord. Ik helJ teveel gerekend en ik geloof dat de onverbiddelijke cijfers mij voorgoed mijn naieve rust ontnomen hebben. Des te beter, m'n jongen, Want Ik, uw God, uw Vader, ben boos op jullie. ïk heb jullie de wereld gegeven aan het begin der tijden en Ik wil dat de Vad^rJwa°anr1di^ beZltting voor ieder van MiJn zonen een dak is, doî.v,nenIfrtr0UWen in jUilie gehad' maar J'uIIie eg°ïsme heeft alles be- dorv m Dat ls. een van IuIhe grootste zonden, een zonde die een groot aantal van jullie gezamenlijk te dragen hebt zielTbaar paramjs lafgtvem hên d6 m°°iSte woninSen van M«n onat" T onverschilligen. de nalatigen, de egoïsten, die hier op aarde goed onder dak zijn en die anderen vergeten, hebben hun beloning gehad Voor hen îs er bij Mij geen plaats." dit^eheT ™°e°ptddat f!n Zal begrijpen' dat hij. na hei opnieuw lezen van dit gebed, meende niet te mogen zwijgen. nnDe fe5Ten antwoorden bcsprekende, zegt spreker, dat in het antwoord Tcht^hfid h- hTrdt PTfd: "Dit noopte de aannemer de uiterste voor- îchtigheid bij het aantrekken van arbeidskrachten te betrachten, (d.w.z.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1957 | | pagina 4