28 november 1957.
218
het werk der directie en van het toezichthoudend personeel wordt zwaar-
der, maar dit zal zeker geen moeilijkheden opleveren voor de met de bouw
van deze woningen belaste directie, aangezien zij volkomen voor haar taak
berekend is en zeker wel zal zorgen dat de kwaliteit der woningen daar
niet minder door wordt.
Alhoewel zulks in het geheel niet in het geding was, wil spreker nog uit-
drukkelijk zeggen, dat hij voor de kwaliteit der woningen niet anders dan
lof heeft.
De heer Mr. Dr. van Bruggen gelooft dat de heren Zegwaart en Verspoor
een zeer nuttig werk hebben gedaan door deze vragen te stellen. Spreker
vindt het jammer dat deze heren deze vragen hebben moeten stellen. Des-
tijds is in de raad een woningbouwnota van burgemeester en wethouders
aan de orde geweest. Dit vraagstuk staat zo centraal in de belangstelling
van de gehele bevolking, dat toen door de raad gevraagd is, of burgemees-
ter en wethouders niet bereid waren om b.v. ieder half jaar een uitvoerige
nota over dit punt te geven, waarin eventuele vertragingen in de voortgang
van de bouw e.d. en de oorzaken daarvan, vermeld zouden kunnen worden.
Het is enigermate teleurstellend dat deze uiteenzetting van burgemeester en
wethouders eerst gekomen is nadat daaromtrent vragen zijn gesteld. Het
ware uit een oogpunt van beleid beter geweest indien het college, toen het
die vertraging zag aankomen, zich uit eigener beweging met een nota tot
de raad had gewend. Ieder raadslid, predikant of geestelijke wordt gecon-
fronteerd met gevallen als door de heer Zegwaart geschetst. Alles wat op
dit punt openbaar gemaakt wordt is licht, waardoor de burgerij met de
gang van zaken op de hoogte blijft. Wat in een raadscommissie wordt
medegedeeld blijft binnenskamers. Spreker zal niet op alle punten ingaan
omdat hij dit niet kan beoordelen. Alleen wil spreker het feit signaleren
dat van de zijde van het college niet spontaan maar pas na vragen van
enige raadsleden, deze zaak zo volledig als thans het geval is, uit de doeken
is gedaan.
De heer Reijnders zegt, dat hier twee verliezen zijn geleden, nl. een niet
onbeduidend renteverlies, zij het dan dat het al in de huren verdisconteerd
is en een moreel verlies, doordat de woningzoekenden, die toch in de bitter-
ste woningnood verkeren, het tijdstip waarop zij een nieuwe woning kunnen
betrekken, steeds maar zien verschoven. Alleen het constateren van die
feiten heeft geen zin. De oorzaken van de vertraagde bouw moeten worden
opgezocht en verbeterd. De heer Zegwaart heeft zeer juist gezegd, dat er
mooie woningen gebouwd zijn, maar dat het bij de architect, de opzichter
en de aannemer totaal ontbroken heeft aan organisatietalent. Spreker ge-
looft dat het goed zal zijn, de architect en de directeur van openbare
werken, voor zover het zijn dienst betreft, meer organiserend werk te laten
verrichten en niet alleen te kijken of er wel goed gebouwd wordt. Verder
zal er in de toekomst een aannemer moeten worden gekozen die zijn sporen
in georganiseerd bouwen verdiend heeft. Een aannemer die trapsgewijs
kan bouwen veroorzaakt het minste renteverlies. Hoe eerder een woning
kan worden opgeleverd des te minder renteverlies zal er ontstaan.
De heer van I.ent, wethouder, zegt, dat de heer Zegwaart heeft opge-
merkt, dat burgemeester en wethouders geen mededelingen over inlichtin-
gen over de voortgang van de bouw hebben verstrekt, maar uit de discussie
blijkt toch wel dat de leden van de betreffende commissies wel op de hoogte
waren van de moeilijkheden die zich hier voordoen.
De heer Zegwaart heeft een zeer dramatisch beeld van de gevolgen van
de woningnood opgehangen. Spreker meent echter dat de door hem ge-
noemde gevallen, die inderdaad zeer beangstigend zijn, zich niet in onze
gemeente voordoen. Ook het college betreurt het dat deze woningen zo laat