141
2e Afd.
19 december 1957.
elk 200,bedragen, terwijl de in het jaar 1987 vervallende termijn gelijk
zal zijn aan het na de aflossing in het jaar 1986 nog resterende bedrag,
te weten f 200,
Onverminderd het bepaalde in het derde lid zal geldneemster de in 1958
opgenomen nominale bedragen terugbetalen in dertig termijnen, waarvan
de eerste vervalt op 1 augustus 1959, de tweede een jaar later en zo ver-
volgens. De in de jaren 1959 tot en met 1987 vervallende termijnen zullen
elk f 333,bedragen, terwijl de in het jaar 1988 vervallende termijn gelijk
zal zijn aan het na de aflossing in het jaar 1987 nog resterende bedrag, te
weten f 343,—.
Geldgeefster heeft tot 31 december 1958 de bevoegdheid van geldneem-
ster te verlangen, dat de terugbetaling van de gehele lening of een gedeelte
daarvan zal geschieden volgens een aflossingsplan, dat afwijkt en in de
plaats treedt van dat, in de voorgaande twee leden vervat, mits de gemid-
delde looptijd van de lening als gevolg daarvan niet wordt verkort.
Artikel 4.
Bij de berekening van rente over een gedeelte van een half jaar zal elke
maand op dertig dagen en elk jaar op driehonderd zestig dagen worden
gesteld.
Artikel 5.
Het is geldneemster niet toegestaan de ter leen ontvangen gelden ver-
vroegd of versterkt af te lossen.
Artikel 6.
Alle aan geldgeefster verschuldigde betalingen zullen gesehieden te haren
kantore te 's-Gravenhage of bij een nader door haar aan te wijzen betaal-
kantoor. De betalingen zullen geschieden in Nederlands geld, zonder kor-
ting of schuldvergelijking en zonder kosten voor geldgeefster.
De betalingen zullen gerekend worden allereerst te zijn geschied ter vol-
doening van de kosten, vervolgens van de boeten, daarna van de rente en
het laatst van de hoofdsom.
Artikel 7.
Indien geldneemster het aan rente of aflossing verschuldigde niet op tijd
en overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 zal hebben voldaan, zal zij aan
geldgeefster betalen, als boete, een bedrag, gelijk aan vijf ten honderd per
jaar van het achterstallige bedrag over de tijd der nalatigheid.
Artikel 8.
Het onafgeloste gedeelte van het bedrag der lening is, met de rente en
de kosten, onmiddellijk opeisbaar bij niet-nakoming door geldneemster van
één of meer der in deze akte vermelde bepalingen of aangegane verbinte-
nissen, tenzij geldneemster, na door geldgeefster aan haar verplichtingen
te zijn herinnerd, alsnog binnen veertien dagen na ontvangst dier herinne-
ring haar verplichtingen nakomt.
Geldneemster zal in gebreke zijn door het feit van het voorvallen van het
in het vorige lid bedoelde geval van onmiddellijke opeisbaarheid, alsof zij
bij bevel of andere soortgelijke akte ware in gebreke gesteld.
Artikel 9.
De belastingen, welke van rente der lening geheven mochten worden,
komen ten laste van geldneemster.