19 december 1957. 238 plaatsen van orders in een laagconjunctuur, wordt bij vergrote capaciteit de diepte van de laagconjunctuur nog verder uitgediept. Bovendien is in onze kapitalistische maatschappijvorm (al is die „kapitalistische maat- schappijvorm" dan bij lange na niet meer wat men daar vroeger onder ver- stondeigenlijk de enige oplossing van een crisis, dat overtoilige produk- tiecapaciteit wordt lamgeiegd, zo mogeiijk wordt vernietigd. Ik herinner U aan de plannen van Sickesz vôör en na de oorlog. Maar wat zien wij ge- beuren: in de eerste piaats breiden bij een hoogconjunctuur die onderne- mingen zich uit, die braakliggende capaciteit hebben doordat ze aan de mnd van de voortbrenging produceerden. Dat zijn dus dié ondernemingen die een dusdanig hoge kostprijs hebben (hetzij door technische achterlijk- heid of omdat men ais organisatie niet mee kan), dat zij bij dalende vraag net niet meer mee kunnen. Deze ondememingen stelden de braakiiggende capaciteit het eerst weer m werking ais de vraag steeg en de prijzen wat hoger werden, zodat de pro- (i duktie voor hen net lonend werd. Deze ondernemingen waren ook weer de eersten om de produktie in te perken, wanneer er een crisis begon te ont- staan, om de overtollige capaciteit uit te schakelen. Deze overtollige capa- citeit bleef dus altijd als een dreiging boven de markt hangen Erger was n°g de nieuwe capaciteit, die ontstond doordat niet-kapitaalkrachtige nieuwe ondernemingen bij een hoogconjunctuur, aangelokt door de goede resultaten, nieuwe machines, dus nieuwe capaciteit hadden doen creëren. Wij hebben het na deze oorlog ook weer gezien. Er waren ondememingen die men ,,oorlogskinderen" moest noemen. Moesten die ondernemingen bij een crisis de strijd staken en gingen ze failliet, dan was het gevaarlijke, dat de nieuwe bezitter van die machines dezer voor een appel en een ei k°n kopen (en volstrekt niet in de gedachte van de vervangingswaarde- theorie) en tegen prijzen, waarin nagenoeg geen afschrijving en rente voor vaste middelen was ingecalculeerd, mee begon te concurreren. Op die wijze werd de crisis nog uitgediept, omdat van deze zaken de individuele onder- neming (dus de kapitaalsorganisatie) wel failliet kon gaan en verdween, maar het bedrijf, het machinepark en dus de produktiecapaciteit bleef bestaan. Wat kon de overheid nu doen om de heen en weer schommelingen, die voor een volk zo fataal zijn, die tijden van extreme hoogconjunctuur en extreme laagconjunctuur, zoveel mogelijk af te remmen. De overheid moest anti-conjuncturele maatregelen nemen. Zij moest in tijden van voorspoed als haar inkomsten ruim vloeien, geen opdrachten aan de industrie geven, omdat ze daarmede de uitbreiding van de capaciteit zou bevorderen en de spanning op de kapitaal- en arbeidsmarkt zou doen toenemen, maar in de tijden van laagconjunctuur moest ze juist zorgen, dat ze de werkdadig- heid van de nijverheid stimuleerde, ze moest werkloosheid en stilliggen van bedrijven voorkomen, door juist in die tijden grote orders te geven. Deze theorie, die het afvlakken van conjunctuurgolven voorstaat, is een uitnemende, wanneer er slechts aan één voorwaarde wordt voldaan'nl. dat de duiten beschikbaar zijn op het gewenste moment en dus, dat men het- geen uit de goede jaren is overgebleven, ter dispositie heeft in het kwade uur, d.w.z., dat de overheid dus zou kunnen sparen, zoals wij allen sparen moeten. En dit is nu een illusie gebleken, o.m. door de merkwaardige geld- politiek van de overheid. Het valt toch niet te ontkennen, dat in de jaren na de oorlog door het Rijk belangrijke overschotten zijn gekweekt. Geen boekoverschotten doch werkelijke reeele geldoverschotten, doordat (kwade tongen beweren dat dit moedwil was) de belastinginkomsten steeds de geraamde ontvangsten m zeer belangrijke mate bleken te overtreffen. Als men meent, dat de con- junctuur alleen of voornamelijk beheerst wordt door de geldhoeveelheid die m circulatie is, in toom te houden, dan is het heilzaam, dat een teveel aan liquide middelen wordt afgeroomd en wordt geïmmobiliseerd door bij de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1957 | | pagina 13