251
19 december 1957.
saties en het Humanistisch Verbond werd geponeerd, zowel toen de zaak
van de militaire tehuizen als toen de subsidie voor kerkbouw aan de orde
waren. Voor de Christen geldt, naar mijn mening, dat het overheidsgezag
îs gegrond in God en dat alle overheden Gods dienaressen zijn het volk ten
goede. Daarom kan de overheid de kerk van Christus niet gelijk stellen
met een beweging, die gegrond is in 'n humanum, dat zich bewust losmaakt
van de erkenning van het Godsbestaan. Met geestelijke vrijheid of demo-
cratie heeft dit standpunt niet van doen. Geestelijke vrijheid is de erken-
ning van de persoonlijkheid in haar zelfkeus. Vrijheid is voorwaarde voor
de liefde tot God en de naaste. Liefde sluit dwang uit ten aanzien van het
subjectieve geweten. Daarom kan in ons land ieder vrij zijn gevoelen be-
lijden en zich mits zich onderwerpend aan de wet en de bonae mores
met andere geestverwanten organiseren. Dit is de reden van de door ons
voiledig aanvaarde verdraagzaamheid in onze Staat. Hierdoor worden
tevens grenzen gesteld. Deze geestelijke vrijheid sluit niet in, dat de over-
heid haar grondslag verloochent en in positieve zin zou hebben bij te
dragen tot steun aan wat deze ontkent. Dit zou zijn het leggen van de bijl
aanhaar wortel en het ondergraven van haar grond. Ditmaal zal de strijd
bij de verkiezingen dan ook zuiver op grond van beginselen kunnen worden
gevoerd en dit acht ik een zegen. De uitslag hiervan zal ik als belang-
stellend toeschouwer met grote interesse tegemoet zien.
De heer Reijnders zegt: Alvorens de aigemene beschouwingen aan te
vangen, wil ik bij de vorige sprekers enige vergissingen recht zetten of de
zaken terugbrengen tot de normale proporties.
Dank brengende aan de voorzitter van de K.V.P. zegt de heer Zeelen-
berg, dat hij de voorzitter der katholieken bedankt. Niemand beter dan de
heer Zeelenberg kan weten dat niet âlle katholieken bij de KVP zijn
aangesloten en ik geloof dat het goed is dat dit wordt gezegd.
De heer Verhoeven doet het voorkomen alsof de heer Hofstra de man
is die ons het kwaad van de bestedingsbeperking heeft bezorgd. Ik wil dan
even opmerken, dat onze ministeries zeer heterogeen zijn samengesteld en
dat de K.V.P. daar niet de onbelangrijkste portefeuilles in heeft. Beslis-
smgen, b.v. over bestedingsbeperking, worden door het gehele ministerie
genomen.
Vervolgens wil ik er de heer Verhoeven op wijzen, hoe gauw men komt
tot het stellen van positieve dingen die net andersom zijn. Hij heeft het
gehad over wat als gevolg van de bestedingsbeperking niet gedaan wordt
en daarbij als zeer sprekend voorbeeld genoemd, dat de betonmolens aan
de Prmsenbrug te Haarlem staan te verroesten. Maar wat dat betreft is
de heer Verhoeven geheel verkeerd geïnformeerd en nu komt de boeme-
rang. De betonmolens bij de Prinsenbrug te Haarlem staan te verroesten
iHdustrie, met name de fa. Figee, de stalen brugdekken niet
tijdig heeft kunnen afleveren. Men zal daarmede zeker een half jaar te
laat zijn. Een en ander is dus geen gevolg van de bestedingsbeperking,
maar van het niet voldoen van de industrie aan de opleveringstermijn.
De heer Zeelenberg, het over het ministerie hebbende, maakt een verge-
lijking met de heer Thorbecke. Hij plaatst daarbij geen fraaie opmerking
waar hij zegt: En de regering van tegenwoordig, nu ja, vul dat zelf maar
în. Ik heb liever dat men mij van een diefstal beticht dan dat men de
schouders voor mij ophaalt. Van een verdenking van diefstal kan men zijn
onschuld bewijzen maar tegen schouders ophalen kan men zich niet ver-
dedigen. Dit was weinig elegant van de heer Zeelenberg.
De heer Zeelenberg heeft het verder gehad over de eigen belastingpolitiek
van de gemeente, die hij zozeer toejuicht, en over de aanstelling van kleu-
terhelpsters. Hij was wel voor aanstelling van kleuterhelpsters maar kon
nu, gezien de precaire toestand van de gemeentefinanciën, niet meer voelen
v°or de uitvoering van het genomen raadsbesiuit. Als dan de gemeente een