Jl i jggjnMi; 267 19 december 1957. is het met de heer Verhoeven eens dat ons volk voldoende veerkracht zal hebben om de Indische calamiteit op te vangen. De heer Reijnders is weer teruggekomen op de kwestie van de straatbe- lasting, die reeds uit en ten na in de financiële commissie is besproken. Daarbij is toen gezegd, dat hierbij aan twee dingen moet worden gedacht. In de eerste plaats aan het feit, dat er intussen met de huren iets gebeurd is en ten tweede, dat, gelet op het rapport van de commissie Oud, deze zaak in een algemeen kader gezien moest worden. Dat is voor spreker de reden geweest dat hij ten opzichte van de straatbelasting een retributie op het standpunt staat, dat de zwaarte van deze belasting pas reëel kan worden beoordeeld wanneer het hele belastingcomplex in zijn nieuwe vorm kan worden overzien. Sp'reker stelt dat nu al, omdat bij hem op de voor- grond. staat dat iedere vorm van belasting moet worden gedragen naar evenredigheid. Spreker ziet dit als een eis van verdelende rechtvaardigheid. Een woonplaatsbelasting een beiasting dus die van het inkomen wordt geheven zal veel beter volgens het evenredigheidsbeginsel kunnen wor- den uitgewerkt dan retributies. Dat wil niet zeggen, dat, wanneer men in algemene zin deze zaak in de toekomst zal gaan bekijken, er ten opzichte van de straatbelasting of van de winsten van de bedrijven niet wat zal moeten gebeuren. Maar dan beziet men het in zijn totaliteit. Spreker vindt het in deze fase niet juist om eenzijdig maatregelen te gaan toepassen waarop men moeilijk meer terug kan komen en die men misschien niet zou genomen hebben wanneer men het gehele belastinggebied van de ge- meente in zijn nieuwe vorm had overwogen, De heer Reijnders heeft nog een merkwaardige opmerking gemaakt, waarop de heer Verhoeven reeds is ingegaan. De heer Reijnders heeft nl! gezegd, dat hij de vooruitstrevende geest in het college van burgemeester en wethouders mist sedert de P.v.d.A. daarin niet meervertegenwoordigd is. Als het waar was wat de heer Reijnders zei, zou het hele college dus een soort van nul geweest zijn, dat dus eigenlijk alleen maar gedaan heeft wat die vooruitstrevende kracht in het college heeft gewenst. Dit is toch een dwaasheid. Spreker heeft daar in algemene zin toch wel enig bezwaar tegen. In zijn jeugd heeft spreker de tijd nog gekend, hij zegt het heel eerlijk met grote voorzichtigheid, dat de liberalen de gedachte hadden, dat zij het denkend deel der natie waren^ Dat was het liberalisme in zijn oude vorm. Zo is op het ogenblik het liberalisme dat zich in de V.V.D. openbaart, niet meer en spreker vindt dat een grote politieke vooruitgang. In die tijd heeft spreker gezegd, dat hij dan blijkbaar niet bij het denkende deel der natie behoorde aangezien hij „fijn" is, maar desondanks toch een fatsoenlijk manj Als spreker de heer Reijnders en de gestie van de P.v.d.A. op sommige punten waarneemt, kan hij volledig onderschrijven dat de °ude professor Anema in zekere zin gelijk had toen hij in de Eerste Kamer m der Staten Generaal gezegd heeft, dat eigenlijk de mantel van de oude liberalisten op de schouders van de P.v.d.A. is gekomen, alleen met dien verstande, dat de P.v.d.A. nu niet zegt, wij zijn het denkend deel der natie, maar wij zijn het vooruitstrevend deel der natie. Daar heeft spreker toch wel enig bezwaar tegen. Spreker ziet de kwestie van de vooruitstrevend- heid en van het conservatisme zo, dat krachtens hun beginsel de Christe- lijke partijen en spreker constateert dat ook bij de andere partijen met name bij de Katholieken actualiteitsmensen zijn. Dat zij volkomen be- seffen dat ên de economische verhoudingen ên de maatschappelijke ver- houdingen in het jaar 1957 anders zijn dan in vroeger tijden en dat zij zich daarvan volkomen rekenschap geven. Wij moeten dus de gedachte van de monopolistische positie van de P.v.d.A. ten opzichte van de vooruitstre- vendheid afwijzen. In de Provinciale Staten van Noordholland heeft spre- .ker, toen de P.v.d.A. zich extra inspande om naar verhouding teveel zetels in het college van gedeputeerde staten in te nemen, eens gezegd: wan- neer de P.v.d.A. meent het monopolie van de vooruitstrevendheid te heb

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1957 | | pagina 42