19 december 1957. 272 nieuwe regeling van de financiële verhouding tussen het Rijk en de ge- meenten, welke voor Heemstede een hogere uitkering uit het Gemeente- fonds zou meebrengen en men verwacht dat Heemstede voordeel zal heb- ben van een komende wijziging van de wet op het middelbaar- en hoger onderwijs. Het iijkt spreker echter onverstandig en onver- antwoord om daar nu reeds op vooruit te lopen, omdat het helemaal niet vaststaat welke voordelen daaruit zullen voortvloeien, terwiji het ten aan- zien van de regeling van de financiële verhouding helemaal niet uitgesloten is dat er nog eens een overbruggingsjaar zal kunnen komen. Spreker wil besluiten met de raad er op te wijzen, dat deze bij het nemen van een beslissing goed moet beseffen, dat, als uit het voorstel tot aanstelling van kleuterleidsters een vermeerdering van lasten voor de burgerij zou moeten voortvloeien, de leden die vôör het voorstel stemmen daarvoor dan ook de verantwoording dienen te dragen. Spreker wii zich in dit verband aansluiten bij hetgeen de heer van Brug- •i gen heeft gezegd en er op wijzen, dat wij ons allen bewust moeten zijn, dat wij hier de vertrouwensmensen zijn van de kiezers en het college de ver- trouwenspersonen van de raad. De heer van Lent, wethouder, zegt, dat de heer van Bruggen heeft ge- sproken over Potemkinse huizen. Naar aanleiding daarvan wil spreker op- merken, dat het burgemeester en wethouders tot nu toe gelukt is, de bouw- plannen die zij hadden ook uit te voeren. Dit ging wel niet altijd tegen de curveprijs, maar toch werd na overleg met hogere instanties bereikt, dat de huizen niet uitgekleed behoefden te worden. Er is hier gesproken over de God van de winden. Spreker is van mening dat er ten deze een meer- godenstelsel is, want ook in Den Haag zullen er nog wel goden zijn die over de woningbouw hebben te beslissen. Spreker kan zich echter niet voorstellen dat, wanneer een uitvoerbaar plan wordt ingediend, dit door Den Haag zal worden verworpen. Volgens minister Witte moeten er het volgend jaar 40.000 woningwetwoningen worden gebouwd. Zou dit worden afgeremd door de mogelijkheid tot bouwen te onthouden, dan komt er van de ministeriële plannen niets terecht. Spreker meent dan ook, dat de heer van Bruggen zich niet ongerust behoeft te maken. Juist om zo spoedig mogelijk een bouwplan ter goedkeuring te kunnen voorleggen, hebben bur- gemeester en wethouders een tussentijdse raadsvergadering ingelast. De heer Reijnders heeft er op gewezen, dat de frisse wind die vroeger in het college waaide nu niet meer waait en hij zoekt de oorzaak daarvan in het feit, dat geen afgevaardigde van zijn partij deel uitmaakt van het college. De heer Reijnders, aldus spreker, weet, dat het college en de raad buitengewoon grote waardering hebben voor het werk dat door de door hem bedoelde wethouder is verricht en voor de wijze waarop hij de ge- meentebelangen heeft voorgestaan. Maar spreker wil er toch op attenderen, dat door de wethouder van de P.v.d.A. in 1946 reeds het plan werd aan- gevat om een nieuwe zwemvijver te doen ontwerpen. Daar heeft hij 8 jaar over gedaan. Tot een raadsvoorstel is het nooit gekomen. Nu mag men burgemeester en wethouders toch niet verwijten dat zij thans, in een tijd van bestedingsbeperking, geen voorstel aan de raad dienaangaande doen. Aan het plan wordt nog steeds gewerkt. Wanneer binnen niet te lange tijd verwezenlijking daarvan mogelijk is, hopen burgemeester en wethouders een voorstel aan de raad te kunnen voorleggen. De heer Reijnders heeft ook nog gesproken over de woningkartotheek. Burgemeester en wethouders achten in deze tijd van bestedingsbeperking de kans groot, dat in de naaste toekomst bij openbare werken administra- tief personeel gelegenheid zal krijgen om de woningkartotheek op te zet,ten. Het is ook beter dat vakmensen dit werk doen. Zou hiervoor een werkloos hoofdarbeider worden aangetrokken, dan is te voorzien, dat hij zich toeh voor allerlei inlichtingen tot de ambtenaren van openbare werken moet

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1957 | | pagina 47