229
19 december 1957.
verzorging van de volksgezondheid, de volkshuisvesting, het onderwijs, de
openbare nutsbedrijven, de sociale zorg en talloze andere zaken meer. Na-
tuurlijk kan niet iedere gemeente dit in dezelfde mate doen. Het is niet
alleen de meerdere of mindere mate van vooruitstrevende gezindheid der
burgerij, die hier een rol speelt, ook het verschil in financiële draagkracht
is van grote invloed. De grote stad kan zich veel veroorloven, waar het
kleine dorp niet aan kan denken. Maar wat de grotere gemeenten doen,
doet in de kleine het verlangen opkomen naar een gelijk verzorgingspeil.
Waar de gemeente het zichzelf niet kan verschaffen, wordt het van de
centrale overheid verlangd. Daarvan is het gevolg, dat op menig terrein
de plaatselijke verzorging gaat plaats maken voor een verzorging vanwege
het centrale gezag. Daardoor wordt de latere tijd gekenmerkt door een
hernieuwd streven naar centralisatie.
Ook de ontwikkeling van het modeme verkeer werkt de centralisatie in
de hand, Hoe groter het intercommunale verkeer wordt, hoe groter de be-
hoefte wordt aan het vervangen van gemeentelijke regelingen door rege-
lingen die een groter gebied bestrijken. Zo gaan de gemeenten zich in haar
vrijheid steeds meer bedreigd voelen door het centrale gezag. Zij zien haar
zelfstandigheid in het gedrang komen."
Ik geloof dat het een verdienste van de liberalen mag worden genoemd,
dat zij daarop niet alleen in woorden hebben gewezen, maar ook hebben
getoond, dat het hen met de theorie ernst is. Het is echter te vrezen, dat
zij vechten tegen de bierkaai. ,,De zelfstandige arbeid van de gemeenten
in ons staatsbestel dient zoveel mogelijk te worden gehandhaafd", zegt
punt 2 van het ontworpen gemeenteprogram van de liberalen en in punt 3
staat: „Bij het toezicht, dat door organen van het rijk en door gedeputeerde
staten wordt uitgeoefend, dient zo min mogelijk in de zelfstandigheid der
gemeenten te worden ingegrepen" en punt 4: „Het toezicht van gedepu-
teerde staten moet, voor zover het de begroting en de andere besluiten
van geldelijk belang betreft, zich beperken tot de wettigheid en de finan-
ciële zijde der besluiten. Bij dit laatste zal het provinciaal bestuur zich
moeten beperken tot de grote lijnen en niet afdalen in details."
Dit alles is onderdeel van een program en ik vrees met grote vrees dat
het ten dele vrome wensen zuilen blijken.
Wat die zelfstandigheid van de gemeenten mede bedreigt, is de gang
van zaken op het stuk van de gemeentelijke financiën. Werkelijke zelfstan-
digheid kan slechts daar bestaan, waar eigen verantwoordelijkheid wordt
gedragen. En nergens komt de verantwoordelijkheid zo tot haar recht, als
waar men datgene, wat men doet, ook zelf moet betalen. Daarom is het
bezit van een eigen belastinggebied voor de gemeentelijke zelfstandigheid
van het grootste belang. De gemeenten zien echter, terwijl haar uitgaven
stijgen, het belastinggebied steeds verder ingekrompen. Zij moeten haar
uitgaven voor het grootste deel financieren met middelen, die haar door
de centrale overheid ter beschikking worden gesteld.
Ik herhaal, dat de gemeente in volstrekte afhankelijkheid verkeert en bij
de besteding der toebedeelde gelden bijna volstrekt gebonden is. Zij kan
niet lenen tegen voorwaarden die haar zelf wel zinnen. De gemeenten
lenen alleen collectief wanneer ik de lening, waiarbij de Vereniging van
Nederlandsche Gemeenten haar intermediair verleent, eens zo mag be-
titelen en iedere deelhebber krijgt een stukje toegestopt. De gemeente
Heemstede, allerminst een spectaculaire gemeente uit hoofde van bijv.
sterke industriële ontwikkeling of enorme uitbreidingen, maar alleen maar
een vanouds als woonplaats gezochte gemeente, krijgt daarbij niet vol-
doende. En kân de gemeente eens een bedragje lenen (zie het bijna lach-
wekkend leningsvoorstel dat ons heden ter behandeling zal worden ge-
geven voor de kapitale som van 16.000,dan zijn wij niet vrij dat geld
te besteden zoals wij het zelf willen.