it M tn - 19 december 1957. 280 waar een gemeentebestuur de verantwoordelijkheid voor kan nemen. Dat. zou hetzelfde zijn als wanneer een bouwkundige ten aanzien van een oud huis zou zeggen: als je nu maar niet met de deuren slaat dan blijft het wel staan en als er geen frisse wind is, dan waai je er niet uit. Men komt wël aan de elektrische leidingen en dan ontstaan er gevaarlijke situaties. Zoals ook de heer Verspoor opgemerkt heeft, gaat men aan het tobben en prut- sen, zelf leidingen aanleggen, aansluitingen maken. Mën laat dit niet met rust. Na een verhuizing ziet een huis er van binnen niet bepaald fraai uit. Men ziet dan stukken draad uitsteken, die vaak knap zwart zijn, omdat op een of andere wijze de aanleg ook met de nodige ongelukken is gepaard gegaan. Komt er iemand van de bedrijven, dan trekt die daar natuurlijk even aan en schuift er wat isolatie af en dan blijkt vaak dat de bedrading ondeugdelijk is. Nu kan men wel vragen om daar af te blijven omdat anders de rest ook komt, maar dat is toch niet juist. Spreker gelooft dan ook, dat de bedrijven rustig moeten constateren dat de bedrading ver- sleten is. Wil men nochtans onder die omstandigheden gaan wonen, dan moet men dat zelf weten, maar de verantwoordelijkheid komt dan toch in geen geval voor de bedrijven. Vele van die ieidingen zitten 20, 30 jaar en 30 jaar in de materie is een hele tijd. Dus, hoe onaangenaam deze maat- regel ook is, met hoe weinig sympathie zij in de gemeente is begroet, toch wil het spreker voorkomen, dat de bedrijven met deze controle door moeten gaan. Het is natuurlijk in het begin een beetje zoeken en tasten in hoever de voorschriften moeten worden nageleefd of met soepelheid kunnen wor- den toegepast. Er zullen daarbij wei eens botsingen voorkomen tussen eige- naar en ambtenaar. Spreker heeft de hem gesignaleerde botsingen onder- zocht en dan krijgt men daarbij natuuriijk twee voorstellingen van zaken. De waarheid zal wel weer in het midden liggen. Men moet zich echter hoeden voor overdrijving. Het wil spreker voorkomen, dat de huiseigenaar iets te horen kreeg wat hem niet sympathiek in de oren klonk omdat het hem geld kostte en dat het geprikkeld zijn toch wel in de eerste plaats ge- komen is van de zijde van de huiseigenaar en niet van de ambtenaar. Maar wat zal moeten gebeuren, dat zal gebeuren. Bij dit alies komt, dat het gebruik van elektrische apparaten de laatste tijd enorm is toegenomen. Daar zijn de oude leidingen niet op berekend. Wii men zijn volledige elek- trische apparatuur inschakelen dan zal men leidingen moeten hebben die daar op berekend zijn. Dit kan niet op de oude leidingen, want dan wordt de zaak heet en dan gaat de verdroging van de bedrading nog veel sneller en dan zijn ongelukken nog meer te vrezen. Naar sprekers mening zit in de keuring veel goeds. Zij is zelfs voorgeschreven. Als de raad deze keuring niet meer wil, zullen de betreffende bepalingen moeten worden veranderd, maar daar zou het coliege niet achter kunnen staan. Wat betreft de straatverlichting is spreker het met de zienswijze van de heer Kooijmans eens. In het antwoord van burgemeester en wethouders komt echter een zinnetje voor dat een lichtpunt betekent, nl. „waartoe wij zullen trachten wegen te vinden", opdat voorkomen worde dat hier de zuinigheid de wijsheid zou kunnen gaan bedriegen. Door elektriciteit bij de straatverlichting toe te passen kunnen inderdaad vrij grote voordelen worden behaald. Er moet dan maar van hier of daar wat geld komen om dit mogelijk te maken. De heer Reijnders: Toen wij indertijd de bestedingsbeperking bespraken, heb ik er op gewezen. De heer Mr. van Wijk, wethouder, zegt, dat de heer Kooijmans heeft beweerd, dat de verlichting in Heemstede slecht is. Dat hangt er eehter helemaal van af in weike straat of men zich bevindt. In sommige straten is de verliehting te goed, in vele goed. De bestedingsbeperking heeft bur- gemeester en wethouders en ook de raad een weinig overvallen. De gehele omzetting van de straatverlichting zou klaar geweest zijn wanneer er geen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1957 | | pagina 55