Sr, ïïrÄÄ',ate"z#n-De
19 december 1957.
230
Het zal met voldoende zijn wanneer het volgend jaar de plannen van de
commissie Oud tot herziening- van de financiële verhoudmg tussen het riik
gemeentcn werkelijkheid geworden zijn en in eerste phase in praktijk
geb acht. Het gaat er om hoe dan de regels zullen worden gehanteerd.
Het zal beslissend zijn in welke geest men zal toezien en controleren of het
ontvangen geld wel goed wordt besteed. En ik wil onomwonden zeggen
dat ik daar met gerust op ben.
Trouwens, de gehele interimregeling 1958, de regeling dus naar welke
wij zullen worden „bedeeld" m 1958, is eigenlijk een teleurstelling gewor-
den wanneer men zich reaiiseert wat de commissie Oud destijds voor
îdeeen had. Te veel zijn de inkomsten der gemeenten voor 1958 gekoppeld
aan die van 1957, waarbij men uit het oog schijnt te hebben verloren dat
de uitgaven heel anders zullen zijn dan in 1957.
Betekent het feit, dat wij zojuist wezen op „het tegenzitten van het tii"
,,hu W1J/P terrein van de gemeentelijke activiteit individualisme hoogtij
I willen doen vieren en wars zijn van iedere regionale samenwerking Aller-
minst Wij zeiden het reeds eerder. Het zou een dwaasheid zijn, zijn ogen
te sluiten voor de modeme ontwikkeling van verkeer en energievoorziening
welke eigenlijk maken, dat men niet alleen in Heemstede leeft maar als
?Let zo zegg-en mag, m de Randstad Holland of iets beperkter: tegelijk
m Heemstede, m Haarlem of in Amsterdam. Wij moeten daar de conse-
quenfies van aa.nvaarden. Wij moeten ook beseffen, dat het een abnorma-
teit is, dat wij met aangesloten zijn bij een regionaal gas- en elektrici-
tlGfVCrinSsbedr«f- Ik heb er reeds enige maien op ge-
Wh héhbtn210 t°P terrem 8"rote veranderingen bezig zijn te voltrekken.
Wij hebben met genoegen gezien, dat burgemeester en wethouders er in
geslaagd zijn, op het punt van de energievoorziening met Haarlem andere
dâpfhh e maken- Het verleden op dit punt en de dwangpositie, waarin
wij daarbij zijn geraakt, moge ons allen tot lering strekken.
=„3aar Y1J echter met veei nadmk op willen wijzen is dit:'door het ineen-
hpd mhPehni7anH autionomie en het zelfbestuur in zo sterke mate, dat,
helJf d8C m d6r Wet' er weet van ^chad, hem de haren ten
berge zouden zijn gerezen, raakt de deelneming van het volk aan de pu-
rrarie fie m V° en,door het in verval raken daarvan wordt de demo-
Tu u im f V?fr gebracht- En dat is eigenlijk het grootste gevaar.
ïk kan de verleiding met weerstaan in gedachten een kleine vergelijking
te "lakTen tnssen de P°sitle van heden en die toen onze gemeentewet ont
stond. Daarbij k°mt men tot de merkwaardige conclusie, dat men bijna
zou zeggen, dat de innerlijke kracht, de werkelijke autoriteit van de cen-
trekt ^Thorhff u omê^ekeerd evenredig is met het gezag, dat men tot zich
WaS mmister van Binnenlandse Zaken helemaal geen
verhaaîg d^t ^t V°°r Z1Jn ambtenaren- u kent waarschijnlijk van hem het
verhaal, dat, toen een van zijn ambtenaren hem wilde assisteren bij het
heh? h"11 bepaalde stnkken en hem vroeg: „Excellentie, kan ik U
Deze neiging tot centralisatie is, ik zei het reeds, een gevaar voor de
democratie Weliswaar met rechtstreeks, maar zeker indirect. Ik bedoel
daarmede dat de lagere publiekrechtelijke lichamen minder de gelegenheid
behouden om zich zelf te zijn en dat de vrees gewettigd blijkt, dat als uit-
vloeisel daarvan ook aan de individuen meer en meer de gelegenheid zal
worden ontnomen om zichzelf te zijn.
Want wel is in ons staatbestel gewichtig dat het volk medezeggenschap
tîeîe et°JrPhîCfreCH m bestuur en wetgeving, maar het meest essen-
tiele element van de democratie zit daarin niet. Dat schuilt in het een
ander de vnjheid geven zich zelf te zijn, ook als men persoonlijk andere