19 decembei* 1957. 288 zeker nog vele zaken die nadere voorziening behoeven. Het is niet zo, zoals de heer van Wijk opmerkte, dat men deze bejaar- den aan' de overheid toeschuift. Deze bejaarden zijn er. Er is misschien een groep bejaarden die financieel op eigen wieken kan drijven, maar dit wordt in deze tijd steeds moeilijker. Spreekster gelooft, dat het een be- langrijke geluksfactor voor de bejaarden inhoudt, als zij zo lang mogelijk zelfstandig blijven. Maar er komt een moment, dat een van beiden de levenspartner verliest. Men staat dan aiieen, men mist alle gezelligheid en men mist vaak de mogelijkheid om zich zelfstandig te handhaven. Dan is men aangewezen op particuliere rusthuizen, met alle narigheid die daaraan verbonden kan zijn. Zo denkt spreekster aan het geval dat bijv. een rust- huis wordt opgeheven. Waar blijven dan deze mensen? Dan moeten zij weer verplaatst worden, hetgeen weer onrust meebrengt. Een verzorgde en rustige oude dag is op deze wijze totaal niet verzekerd. Spreekster heeft wel eens de uitlating gehoord, dat men het bestaan van een ge- meenschap meet aan de zorg die men heeft voor de jeugd en de bejaarden. Onze gemeente is ook een gemeenschap. Spreekster gelooft dan ook, dat hier zeker een taak voor het gemeentebestuur is weggelegd. De heer Kooijmans heeft er over gesproken, dat van de zijde van ver- schillende kerkelijke instellingen getracht wordt in de verzorging van de bejaarden te voorzien. Ook spreekster vindt dit zeer belangrijk, want de bejaarden die op die instellingen een beroep doen, komen in de sfeer waar- in zij zich thuis voelen en graag zijn. Er zijn echter ook bejaarden, die zich in deze tehuizen niet op hun plaats voelen maar liever in een neutraal rusthuis worden opgenomen. Er zijn ook bejaarden die wel tot een kerk- genootschap behoren, maar, na plaatsing in een rusthuis, toch nog graag zo lang mogelijk hun particuliere leven willen biijven leiden zoals zij voor- dien gewend waren. Hun geestelijke waarden zoeken zij in de kerk, maar zij begeren die niet vanuit een tehuis waar een zekere leiding van uitgaat. In een gezin levende, bepaalt men het zelf of men in de kerk zijn gods- dienst wil beleven of in contact met gelijkdenkenden. Het is dus echt niet zo, dat iedere bejaarde die bij een kerk is aangesloten, begeert om ook in een rusthuis van die kerk te worden opgenomen. Spreekster gelooft dan ook, dat in een gemeente als Heemstede plaats zou zijn voor een rusthuis waar al dergelijke bejaarden een tehuis zouden kunnen vinden. Zij be- hoeven dan niet opgenomen te worden in particuliere tehuizen. Indien daar moeilijkheden zijn met de leiding kunnen de bejaarden daar niet tegen protesteren omdat zij niet zo erg weerbaar meer zijn. In een ge- meentelijk bejaarden-centrum zullen die verhoudingen anders liggen. Spreekster wil dan ook blijven aandringen op stichting van een gemeente- lijk bejaarden-centrum. De heer van Houten, wethouder, kan het gesprokene door mevr. van der Meulen persoonlijk volkomen onderschrijven. Ook spreker is van me- ning, dat voor de verzorging van de bejaarden, voor zover zij niet tot een kerkelijke gemeente behoren, een taak voor de gemeente is weggelegd. Spreker wil nog even aanstippen, dat in de praktijk gebieken is, dat de verordening op het toezicht op de rusthuizen, zeer onvoidoende is. Nu is er in Haarlem sinds korte tijd een geriatrische dienst opgericht, met aan het hoofd een geriater, Dr. Kok, die belast is met de controle op de rusthuizen en richtlijnen aangeeft voor de opname van bejaarden. Het is voor Heem- stede een gelukkige omstandigheid, dat Haarlem principieel bereid is ge- vonden, onder nader overeen te komen voorwaarden, deze dienst ook con- trole te doen uitoefenen op de Heemsteedse rusthuizen. Daarvoor is het in de eerste plaats nodig, dat beide gemeenten een uniforme verordening daaromtrent vaststellen. Het zal de raad bekend zijn, dat kort geleden door Haarlem een verordening is vastgesteld die de basis vormt voor de gezamenlijke verordening. Burgemeester en wethouders hebben het voor-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1957 | | pagina 63