19 december 1957.
296
mag volgens gedeputeerde staten geen bijdragen aan bijzondere scholen
verlenen. Aan Haarlemmermeer is wel een bijdrage verzocht, maar daar
is nog geen beslissing genomen. Velsen geeft 25,— per leerling, maar
het is niet uitgesloten, dat hierin na 1958 verandering komt.
Spreker blijft van mening, dat, sinds de nieuwe subsidieregeling van het
rijk voor de bijzondere middelbare scholen van kracht is geworden, een
bedrag van 20,verantwoord moet worden geacht. Zolang de ni'euwe
subsidieregeling van het rijk voor het openbaar middelbaar onderwijs nog
niet is ingevoerd en daardoor dus geen goede vergelijking met het bijzon-
der middelbaar onderwijs kan worden getrokken, ligt het naar sprekers
mening niet op de weg van het gemeentebestuur om in deze maar een
gebaar te maken door ineens het bedrag van 20,te verdubbelen.
De heer Verhoeven geeft toe, dat uit de gegevens, waarover burgemeester
en wethouders beschikken, blijkt, dat sommige bijzondere middelbare
scholen met het bedrag van 20,— uitkomen en andere scholen weer niet
AIs spreker de redenering van de heer Weijers goed beluisterd heeft is het
niet in de eerste plaats de kwestie of de bijzondere scholen met dit bedrag
uitkomen, maar is het de kwestie of er nog niet andere uitgaven door de
bijzondere scholen zouden kunnen worden gedaan die de openbare scholen
zich wel kunnen permitteren. Dit is dus bijv. het geval met die platen-
atlassen.
Spreker moet eerlijkheidshalve zeggen, dat het een Iaksheid van de
besturen van de bijzondere middelbare scholen is wanneer door hen geen
aanvragen worden ingediend om voor de subsidie in aanmerking te komen.
Spreker wil dit in het openbaar ook wel eens laken. Spreker hakt reeds
vanaf 1946 met dit bijltje en hij is daar in het verleden nogal warm voor
gelopen. Het is dus dubbel jammer dat hij nu zonder steun van het thuis-
front vecht.
Spreker zou wel graag zien, dat, indien de schoolbesturen met de mede-
deling zouden komen dat zij, tengevolge van het feit dat zij niet in even
grote mate gesteund worden door de omliggende gemeenten, in de loop van
het jaar een bepaalde uitgave niet kunnen doen, burgemeester en wethou-
ders zouden willen overwegen of zij in die uitgaven kunnen bewilligen.
Spreker is het met de voorzitter eens, dat op het ogenblik de subsidiëring
van het openbaar middelbaar onderwijs en het bijzonder middelbaar onder-
wijs moeilijk vergelijkbaar is. Spreker zou in elk geval willen voor-
stellen, om, indien geen aanvrage van de bijzondere middelbare school-
besturen om voor een bijdrage per leerling in aanmerking te komen inkomt,
deze zaak nader te bezien zodra de nieuwe subsidieregeling voor het open-
baar middelbaar onderwijs tot stand is gekomen. In dat geval zijn er dan
vergelijkbare objecten.
De heer Ir. Kooijmans zegt, dat de voorzitter een aantal gemeenten in
de omgeving heeft genoemd die hun bijdragen aan de bijzondere middel-
bare scholen hebben ingetrokken, omdat zij van mening zouden zijn dat
deze bijdrage niet meer nodig is. Dat is volgens spreker niet juist. Er' zijn
verschillende uitgaven waarin geen subsidie wordt verleend. Zo moeten
bijv. de verplaatsingskosten uit eigen financiën bestreden worden. Het kan
°°k zijn dat een schoolbestuur een lening moet aangaan, onder ongunstiger
voorwaarden dan het rijk daarvoor toestaat.
Daarom kunnen de bijzondere schoolbesturen niet met de subsidie van
het rijk uitkomen en moeten zij, in het geval dat de gemeente niet sub-
sidieert, een bedrag van 35,— of 40,— aan de ouders vragen. Dat be-
talen de ouders dan boven het schoolgeld, hetgeen een onbillijkheid is.
Wanneer eenmaal de wet voor subsidie aan de gemeentelijke middelbare
scholen tot stand is gekomen, dan zal hieruit moeten volgen, dat de sub-
sidiëring van de openbare en bijzondere scholen precies gelijk moet zijn.
Als het zover is kan deze zaak opnieuw bezien worden.