12 10 januari 1958. den en omstandigheden, aan de raad voorleggen. Men moet zich dus niet binden aan een ander waar het niet nodig is, ook al zou men achteraf precies gaan doen wat die ander gedaan heeft, maar men moet in vrijheid en na zelf overwogen te hebben of het zo kan, of dat er misschien nog wel iets meer kan gebeuren, een besluit nemen. Het is best mogelijk dat uit de rijksregeling iets te peuren valt dat nog wat beter bijgeschaafd kan worden of dat op een bepaald punt nog een kleine verbetering kan worden aangebracht. S'preker meent wel te kunnen toezeggen dat het college bereid is een schrijven als door de heer Zegwaart gewenst of een ongeveer gelijksoortig schrijven, tot de minister van binnenlandse zaken en tot de regering te richten. Het kan ongetwijfeld zijn nut hebben wanneer ook vanuit de ge- meenteraden aan de regering bekend wordt, dat er toch wel een algemeen gevoelen bestaat dat er iets scheef ligt ten nadele van de middelbare en lagere ambtenaren. De heer Mr. Dr. van Bruggen zegt, dat de wethouder al heeft bewezen, dat er staatsrechtelijk juridische bezwaren bestaan om de weg te volgen die de heer Reijnders heeft aangewezen. Spreker zou nog op een ander punt willen wijzen. Wanneer punt IV volgens de redactie van de heer Reijnders zou worden aangewend, wordt dan hieraan vanaf 10 januari 1958 terugwerkende kracht verleend? Spreker kan dit niet overzien. Het besluit zou op grond van die aanvullende redactie zelfs vemietigd kunnen worden en dan is men ten opzichte van de andere kwestie nog verder van huis. Hoezeer spreker eventuele verbeteringen in de salariëring van de middelbare en lagere ambtenaren toejuicht, wat de datum van ingang be- treft zullen de gemeenten wel parallel moeten gaan lopen met wat het rijk doet. Spreker kan zich niet indenken dat deze verhoging met enige terug- werkende kracht zal worden toegekend. Spreker juicht het toe dat burgemeester en wethouders bereid zijn de gedachte van de heer Zegwaart over te nemen. Spreker gelooft dat de raad hiermede gedaan heeft wat hij maximaal kan doen en dat op de juiste manier. De heer Zegwaart is buitengewoon verheugd dat burgemeester en wet- houders aan zijn verzoek gevolg willen geven. De redactie van de te zen- den brief laat spreker graag aan het college over, omdat spreker wel uit de toelichting op dit voorstel heeft kunnen opmaken, dat burgemeester en wethouders deze zaak met hart en ziel zijn toegedaan. In aansluiting op hetgeen de heer van Bruggen over het voorstel van de heer Reijnders heeft gezegd, merkt spreker op, dat het inderdaad niet onmogelijk is dat er zich bij de regeling van deze materie complicaties zui. len voordoen. De salarisregeling toch wordt in de eerste plaats gemaakt voor het rijkspersoneel, waarbij misschien de modeme loontechniek een rol gaat spelen. Het is daarom zeer moeilijk om nu al vast te stellen wat men in de toekomst gaat doen. Spreker heeft het vaste vertrouwen, dat, zo gauw voor de middelbare en lagere ambtenaren iets kan worden gedaan, het college onverwijld des- betreffende voorstellen aan de raad zal doen. De heer Reijnders wil de heer van Bruggen er op wijzen, dat deze geen angst behoeft te hebben voor enige terugwerkende kracht. Als het voor- üggende besluit wordt aangenomen dan krijgen 3 ambtenaren een salaris- verhoging met terugwerkende kracht tot 1 september 1956. Toen de heer van Bruggen zei, dat het dan wel eens noodzakelijk kon zijn dat terug- werkende kracht tot vandaag werd verleend, heeft spreker bij interruptie gezegd: liever nog verder. Nu spreker van de wethouder de zeer positieve toezegging heeft gekregen dat, zodra deze materie bij het rijk zijn beslag heeft, burgemeester en wethouders bereid zijn haar in studie te nemen en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1958 | | pagina 12