10 januari 1958.
17
gevaren in. Voor het materiaal en de arbeidskracht die in die paar garages
zit, kan geen woning gebouwd worden. Men moet de dingen niet over-
drijven.
De heer Mr. Zeelenberg vreest met de andere sprekers, dat van het
bouwen van deze woningen in het komende jaar niet veel zal komen. Het
zal wel erg moeilijk zijn om het vastgestelde aantal te halen. Niettemin
moet er aan gedaan worden wat mogelijk is om het plan doorgang te
doen vinden.
Spreker is het voor een groot deel met de sprekers eens die betoogd heb-
ben dat hier geen speelweide gemaakt moet worden. Spreker zou daar
tuintjes willen houden en de kosten daarvan willen opnemen in de gehele
exploitatie van deze woningen. De mensen betalen dan dus gewoon voor
hun tuin. Als men een eigen tuin heeft moet men hem ook zelf onder-
houden.
Met de heer Zegwaart is spreker van mening dat bij deze huizen geen
garages moeten worden gebouwd. Inderdaad is het zo dat een auto een
dood ding is en dat mensen voorgaan. Als spreker ziet dat auto's de gehele
dag voor kantoren staan dan komt hij tot de conclusie dat ze net zo goed
de gehele nacht buiten kunnen staan. Dacht men nu werkelijk dat, als
men met een auto 10 uur per dag door weer en wind rijdt, dat zij dan
minder aan roest onderhevig is dan dat zij gedurende 10 uur 's nachts
buiten staat? Spreker is van mening, dat daar geen sprake van is en
dat men een auto 's nachts gerust buiten kan laten staan. Het gevaar
voor voorbijgangers acht spreker niet zo verschrikkelijk groot.
De evolutie die de heer Verhoeven in Amsterdam geconstateerd heeft
is inderdaad al doorgedrongen tot Heemstede, want de werkster van spre-
kers vrouw wordt door haar man per auto gebracht. Spreker gunt deze
mensen best een auto. Maar net zo min als ergens anders vindt spreker het
beslist noodzakelijk dat hier, in de gegeven omstandigheden waarin wij
leven, geld en materiaal gebruikt wordt voor het bouwen van garages. Wil
men privé een garage hebben dan zal men die zelf moeten laten bouwen.
Spreker zou dit onderdeel van het voorstel willen veranderen.
De heer Ir. Kooijmans heeft alle waardering voor de wijze waarop dit
project is uitgewerkt. Door deze blokvorm, die afwijkt van de normale
straatvorm, verkrijgt men veel ruimte tussen de huizen aan de achterzijde.
Het binnenterrein is als plantsoen geprojecteerd. De wethouder wordt nu
als het ware van de ene naar de andere kant geduwd, want de een wil daar
een speelweide hebben en de ander prefereert een plantsoen waar niemand
mag inkomen. Het komt spreker voor dat het onderhoud als plantsoen
kostbaar zal zijn. Uit ondervinding met de woningen in de provinciënbuurt
weet spreker dat door de bewoners van alles in de tuinen wordt gezet en
neergegooid, waaruit blijkt dat de mensen weinig oog hebben voor een
goed onderhoud. Als de bewoners voor het plantsoen moeten betalen, ne-
men zij er geen genoegen mee dat zij alleen maar in het plantsoen mogen
kijken. Dan zullen zij hun kinderen in het plantsoen willen laten spelen en
de kinderen zullen weer wat willen hebben om mee of in te spelen. Zolang
aan de voorzijde der blokken nog onbebouwd terrein ligt zal dat allemaal
nog wel gaan, maar als ook dat bebouwd is moeten de kinderen toch er-
gens heen. Daar komt nog bij dat kinderen uit andere straten ook naar
dergelijke binnenplantsoenen worden getrokken om daar te spelen. Spre-
ker acht de beste oplossing een plantsoen met de mogelijkheid voor kin-
deren om te spelen. De bewoners dienen daarvoor dan te betalen zoals ook
is voorgesteld. De heer van der Linden maakt bezwaar tegen de betaling
omdat voor het onderhoud van voor- en achtertuin een bedrag van 0,85
per week wordt gevraagd. S"preker kan dit wel begrijpen, maar de huur-
prijzen van deze nieuwe woningen zijn nog niet buitengewoon 'hoog. De
bewoners zullen een plantsoen waarvan zij het onderhoud zelf moeten be-