27 februari 1958
48
raad heeft geen behoefte aan het herhalen van algemene beschouwingen
over de volksgezondheid zoals die tijdens de behandeling van de begroting
worden gehouden. Hier moet alleen gesproken worden over de aan de orde
zijnde verordening. Spreker zal dan ook niet ingaan op dât gedeelte van
het debat dat buiten de grenzen van deze verordening ligt. Hij spreekt de
wens uit, dat later het college er in zal slagen om geleidelijk aan de toe-
stand zo te maken dat we daarover tevreden kunnen zijn.
De heer Mr. Zeelenberg zegt, dat mevr. van der Meulen, sprekende over
deze verordening, welke in zijn algemeenheid gezien graag sprekers in-
stemming kan krijgen, geprobeerd heeft het debat op een enigszins prin-
cipieel vlak te brengen en zij heeft dat natuurlijk opzettelijk gedaan. De
heer Van Bruggen wil daar niet op ingaan, omdat hij van mening is dat
deze verordening een bepaald onderdeel van de materie regelt. Spreker wil
echter toch wel op een paar principiële punten, die mevr. van der Meulen in
het geding heeft gebracht, inhaken. Mevr. van der Meulen heeft nl. gezegd,
dat zij deze verordening ziet als een soort grondwet, aan de hand waarvan
burgemeester en wethouders bepaalde besluiten zouden kunnen nemen,
dus een soort Koninklijke besluiten. In tegenstelling tot mevr, van der
Meulen juicht spreker dit systeem niet toe, omdat hij deze methode van
regeren funest vindt. Spreker heeft echter in dit geval tegen de opzet van
de verordening geen bezwaar. Mevr. van der Meulen heeft het allemaal
een beetje opgeblazen, terwijl het op zichzelf niet zo vreselijk belangrijk is
maar belangrijk dreigt te worden gemaakt. Verder ziet mevr. van der
Meulen in deze een taak voor de gemeente weggelegd. Zij leidt die taak
voor de gemeente indirectelijk af uit de aanhef van het voorstel van bur-
gemeester en wethouders, waarin zij constateren dat de instellingen op
kerkelijke grondslag sfaande, in het algemeen wel goed zijn. Deze instel-
lingen, zegt zij, werken niet op basis van het behalen van winst en daarom
is het ook wel begrijpelijk dat zij goed functioneren. Bij particuliere ex-
ploitatie van rusthuizen acht zij het gevaar aanwezig dat de belangen
van de exploitant gesteld worden boven de belangen van de verpleegden.
Doorredenerende op dit uitgangspunt, ziet zij hier een taak voor de even-
min winst beogende overheid en dat niet alleen in de exploitatie van een
rusthuis, maar ook in de vrijetijdsbesteding, in het algemeen dus in het
opvangen van de ouden van dagen. Spreker is het daar niet mee eens.
Hij is van mening dat hier een taak ligt voor de gemeenschap, voor sociale
zorg, voor instellingen met een culturele ächtergrond, kerkelijke instel-
lingen e.d. Spreker is bepaald huiverig van een opzet waarbij de gemeente
de vrijetijd-besteding en het daaraan geven van een culturele achtergrond
van ouden van dagen zou gaan verzorgen. Wanneer dat de bedoeling zou
zijn, gelooft spreker, dat de gemeente het doel sterk voorbij zou schieten,
maar dat bovendien de kans gelopen wordt dat de vrije tijd van de ouden
van dagen verkeerd besteed wordt. S'preker gelooft dat het goed was op
deze zaken even de vinger te leggen.
Spreker wil nog opmerken dat in dit stuk gesproken wordt van een geria-
ter. Hij dacht dat men in dit geval moest spreken van een gerontholoog.
De heer Van Houten, wethouder, had niet verwacht dat het indienen
van deze verordening een debat zou uitlokken dat veel verder gaat dan
de verordening zelf nl. over het probleem van de verzorging van ouden
van dagen in zijn algemeenheid. Spreker is het met de heren van Bruggen
en Zeelenberg eens, dat dit toch niet het moment is om het hele bejaarden-
probleem aan de orde te stellen.
De toestand in de verzorgingshuizen voor ouden van dagen is van zo-
danige aard dat bepaalde wenselijkheden zijn overgebleven. Nu moet dit
ook weer niet z6 ongunstig worden afgeschilderd als wel eens gedaan
wordt. Spreker wil dan ook aanhalen dat de commissie voor de volks-
gezondheid in een rapport over de rusthuizen in het algemeen haar waar-