26 juni 1958.
130
S'preker meent aanneming van het ingediende voorstel van mevr. van der
Meulen c.s. toch ernstig te moeten ontraden. Aanneming van dit voorstel
zou grote moeilijkheden scheppen, omdat, indien deze materie opnieuw door
de raadsleden moet worden bestudeerd, de zaak op zijn vroegst in de
augustus-vergadering opnieuw kan worden behandeld. Dan zou eventueel
in september niet kunnen worden begonnen met de verstrekking van
schoolmelk. Hoogstens zou men kunnen bepalen om het nieuwe schooljaar
niet met schoolmelkverstrekking te beginnen en de nieuwe raad een uit-
spraak laten doen.
Mevr. van der Meulen protesteert tegen de onvriendelijke kwalificatie
van de voorzitter toen hij zei dat spreekster zich gaarne onderwijsspecia-
liste noemt. Dit is niet juist, zo heeft zij zichzelf nog nooit genoemd.
De Voorzitter zegt, niet beoogd te hebben mevr. van der Meulen onaan-
genaam te stemmen.
Mevr. van der Meulen merkt, naar aanleiding van de bewering dat de
meningen van de specialisten over het nut van schoolmelk verdeeld zijn, op,
dat zij alleen een afwijkende mening gevonden heeft van Dr. Kaayk, die
een volkomen theoretische schatting geeft over de minimale eiwitbehoefte
die kinderen zouden hebben. Diens mening wordt stellig bestreden in het
tijdschrift Sociale Geneeskunde, waarin hem wordt gevraagd met duidelijke
voorbeelden en onderzoekingen te komen. Alle anderen spreken zich zeer
positief over het nut van de schoolmelk uit.
Dat de melkverstrekking zo storend zou werken op het geven van het
onderwijs, wil er bij spreekster niet helemaal in. De melk wordt nl. in de
pauze verstrekt. Zij kan zich niet voorstellen dat hierdoor minder tijd aan
het onderwijs wordt besteed. Men heeft altijd wel een paar vlugge leer-
lingen die, hun werk afhebbende, de melk even in de klassen kunnen rond-
brengen. Dat er met de melk geknoeid wordt vindt spreekster een groot
bezwaar, maar hierop kunnen de leerkrachten wel toezien. De voorzitter
heeft gezegd, dat het hoofdencontact om deze maatregel heeft gevraagd,
maar spreekster kent tal van leerkrachten die bereid zijn de schoolmelk-
verstrekking te verzorgen ondanks het feit dat zij dit een belasting vinden.
De Voorzitter neemt aan dat er leerkrachten zijn die aan de schoolmelk-
verstrekking willen meewerken. Een hoofd van een school weet natuurlijk
beter wat van belang is voor zijn school dan een onderwijzer. Het hoofd
draagt de verantwoordelijkheid voor het geven van goed onderwijs op zijn
school. Nu het hoofdencontact eensgezind vraagt om van de verstrekking
van melk op school verlost te worden, menen burgemeester en wethouders
dat het volkomen terecht is om met het onderhavige voorstel te komen
omdat het onderwijs moet prevaleren.
Mevr. van der Meulen meent dat door de verstrekking van melk op school
het onderwijs wordt bevorderd omdat de kinderen juist na de pauze tot
betere prestaties in staat zijn.
De heer Reijnders vraagt wat nu eigenlijk zo storend werkt op het on-
derwijs. Spreker gelooft dat het meer zit in de zorg om de centen bij elkaar
te krijgen.
De Voorzitter antwoordt dat het wel moeilijk is om het geld op tijd bin-
nen te krijgen, maar dat dit niet de reden is waarom de schoolhoofden hun
verzoek hebben gedaan. Men is met de melkverstrekking werkelijk een half
uur per dag kwijt.
Vervolgens brengt de Voorzitter het voorstel van mevr. van der Meulen
c.s. om dit punt van de agenda af te voeren, in stemming. Het wordt ver-
worpen met 711 stemmen.