204
25 september 1958.
hebben, het te moeilijk is om een nieuw oordeei te vormen ook al worden
zij anders voorgelicht. Nogmaals, als de dames en heren van de advies-
commissie dit wel kunnen dan heeft spreker daar de grootste bewondering
voor. De vraag is echter of zij dit altijd kunnen en zodra die vraag gesteld
mag worden is de instelling onjuist en dan is het beter om 2 commissies
te hebben. Ondanks dat hij begrijpt wat door anderen naar voren is ge-
bracht, persisteert spreker bij zijn aanvankeiijke visie op deze zaak.
Mevr. van der Meulen zegt, naar aanleiding van het gesprokene door de
heer Rutgers, dat het voor de adviescommissie niet moeilijk is om zich
om te schakelen. De adviescommissie toch hoort de argumenten van de
ambtenaren, kent het gehele woningbeleid en stelt zich op de hoogte van
de argumenten van de eigenaar. Daarna wordt een besluit genomen. Het
is niet zo dat de adviescommissie van te voren al uitmaakt dat een vorde-
ring moet plaats vinden zonder kennis te nemen van de argumenten van
de eigenaar.
De heer Mr. Pliester gelooft dat het bezwaar van de heer Rutgers toch
wel erg formeel is. In de eerste plaats is het in de praktijk niet altijd zo,
dat de belanghebbenden twee keer voor dezelfde commissie komen. In de
tweede plaats zit er theoretisch wel iets in zijn redenering maar wanneer
3 instanties een zaak van alle kanten bekeken hebben dan gelooft spreker
dat zijn bezwaar wel erg ver gezocht is. Spreker heeft in andere gemeenten
de ervaring opgedaan dat dergelijke zaken zeer concientieus worden be-
handeld. Bovendien blijkt dat, wanneer er maar enig dubium is bij de com-
missie men uit welwillendheid een der leden die twijfelt tegen laat stemmen
om daardoor beroep op gedeputeerde staten mogelijk te maken. Waar het
zeer moeilijk is om voldoende op de hoogte zijnde personen voor dit werk
te vinden, terwijl er geen enkel misbruik om voorziening vraagt, acht spre-
ker het niet nodig om verandering te brengen in de toestand die er een-
maal is.
De Voorzitter zegt, dat het natuurlijk wat anders zou zijn wanneer de
belanghebbenden voor de adviescommissie hun bezwaren naar voren kon-
den brengen en later in de vorderingscommissie dit nog eens zouden moe-
ten doen, want dan zou er een doublure zijn. Spreker zegt nogmaals dat
men in de adviescommissie afgaat op de gemotiveerde inlichtingen van
de ambtenaren, waarna over het uit te brengen advies wordt beraadslaagd.
Wil de eigenaar na de beslissing van burgemeester en wethouders niet
meewerken, dan kan een vorderingsprocedure worden begonnen. Dan kan
de eigenaar zijn bezwaren in de vorderingscommissie naar voren brengen.
Het kan dus zeer wel zijn, dat op grond van die bezwaren een ander oor-
deel wordt geveld. Zoals de heer Pliester al opmerkte, kan men voor de
belanghebbenden altijd de weg openhouden voor beroep bij gedeputeerde
staten. Men mag echter nooit vergeten dat niet de vorderingscommissie
maar burgemeester en wethouders beslissen. Die dragen de verantwoor-
delijkheid. Het college gaat zeker niet lichtvaardig tot vordering over en
neemt een dergelijke beslissing zeer ongaarne. Zij doet dit alleen wanneer
werkelijk de volle overtuiging heerst dat het niet anders kan.
Alvorens de inmiddels bij hem ingediende motie van de fractie van de
V.V.D. in stemming te brengen, wil spreker er op attenderen, dat, in het
geval deze aangenomen mocht worden, er zich dan een vacuum zâl voor-
d°en, d.w.z. dat er hoogstwaarschijnlijk een maand geen commissie ex art.
8 van de woonruimtewet 1947 zal zijn. Dit zou tot moeilijkheden aanleiding
kunnen geven. Het zou kunnen zijn dat men hiermede rekening houdt
door andere personen voor te stellen dan die burgemeester en wethouders
in de adviescommissie wiilen handhaven.
De heer Mr. Rutgers hoopt, dat dit laatste argument niet tot het wekken
van stemming aanleiding zal geven, want spreker zou deze kwestie graag