161 4e Afd. 18 december. 1958. schillen ten aanzien van de uitlegging of de uitvoering der regeling, de be- middelende tussenkomst van Gedeputeerde Staten in te roepen. Wij zijn van oordeel, dat door een en ander de invloed van de buitengemeenten op het beheer van de dienst voldoende is verzekerd. Een punt van overwegend belang heeft gedurende de onderhandelingen uitgemaakt de vraag op welk bedrag de waarde van het openbaar slacht- huis te Haarlem zal worden bepaald. Dit bedrag is van zo groot belang om- dat de afschrijvingen daarop, volgens artikel 10 onder 3c der regeling, ten laste van de exploitatie worden gebracht. Om tot een voor aile partijen aanvaardbare oplossing te komen is een commissie tot herwaardering van de bezittingen van het openbaar slacht- huis te Haarlem benoemd. Aan de hand van een door deze commissie op- gemaakt schattingsrapport hebben de belanghebbende gemeentebesturen zich uiteindelijk kunnen verenigen met een waarde per 31 december 1957 van f 917.740,51. De gemeenten Haarlemmermeer en Bennebroek hebben gemeend zich niet bij de regeling te kunnen aansluiten. Eerstgenoemde gemeente uit overwegingen, welke niet in het financiële vlak gelegen zijn, maar omdat zij, vanwege haar uitgestrektheid en landelijk karakter, prijs stelt op het behoud van noodslachtplaatsen binnen haar gebied, hetgeen volgens de re- geling niet mogelijk zal zijn. Bennebroek, omdat deze gemeente verklaarde uiteindelijk bezwaar te hebben tegen een gemeenschappelijke regeling, waarbij de gemeente zich financieel zou interesseren bij het openbaar slachthuis, waarvan door ingezetenen van die gemeente vrijwel geen ge- bruik gemaakt wordt. Deze bezwaren achten wij voor Heemstede niet aanwezig. Voor wat be- treft de mede-verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het slachthuis zijn wij van mening, dat de consequenties daarvan niet te hoog behoren te worden aangeslagen. Het bedrijf van het slachthuis behoort, volgens zijn aard, zelf-supporting te zijn, hetgeen bereikt kan worden door de slacht- en keurlonen, welke van degenen, die van het openbaar slachthuis gebruik maken, slechts een gering percentage van hun bedrijfsonkosten uitmaken, aan te passen aan de exploitatie-uitkomsten van het slachthuis. De exploi- tatie van het slachthuis behoeft daarom dus nooit grote nadelige saldi op te leveren. Zoals hierboven werd vermeld, is de waarde van het openbaar slachthuis, met zijn inventaris, per 31 december 1957, in onaerling overleg met de be- langhebbende gemeentebesturen vastgesteld. Het is bezwaarlijk de waarde van een en ander op een later tijdstip te bepalen, omdat de daartoe nodige gegevens betreffende het jaar 1958 nog niet bekend zijn. In het ontwerp der regelingen is daarom vastgelegd, dat zij geacht wordt in werking te zijn getreden op 1 januari 1958. Op grond van het vorenstaande geven wij U in overweging, door be- krachtiging van bijgevoegd ontwerp-besluit, deel te nemen aan de daarin omschreven gemeenschappelijke regeling. Heemstede, 10 december 1958. Burgemeester en wethouders van Heemstede, A. G. A. van Rappard. De secretaris, T. M. Schelling.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1958 | | pagina 36