161
4e Afd.
18 december 1958.
3. a. Het voor de exploitatie benodigde kapitaal wordt door de gemeente
Haarlem verstrekt in rekening-courant tegen een rente, welke ge-
lijk is aan de rente, die door de Bank voor Nederlandsche Gemeen-
ten in rekening-courant wordt berekend.
b. Voor de door de gemeente Haarlem verstrekte gelden ten behoeve
van kapitaalsuitgaven moet een rente worden betaald gelijk aan de
rente, welke het Leningsfonds der gemeente Haarlem in rekening
brengt aan de overige bedrijven dier gemeente.
c. De afschrijvingen op de bezittingen van het slachthuis, waarvan
de kosten ten laste van de kapitaalrekening zijn gebracht, zijn ge-
lijk aan die, genoemd in de Verordening op het beheer van de tak-
ken van dienst, vastgesteld door de raad der gemeente Haarlem d.d.
13 november 1946, no. 18 en 2 april 1947, no. 5 (goedgekeurd bij
besluit van Gedeputeerde Staten van Noordholland d.d. 16 april
1947, no. 93), of zoals deze later mocht worden gewijzigd.
Artikel 11.
1. Indien er over enig dienstjaar een nadelig verschil is tussen inkomsten
en uitgaven van de dienst, komt het bedrag daarvan ten laste van de
aangesloten gemeenten, naar verhouding van het aantal inwoners in
elke gemeente op 1 januari van dat dienstjaar. Is er een voordelig ver-
schil, dan komt het bedrag van dat verschil ten bate van de aangesloten
gemeenten, naar de in de vorige zinsnede aangegeven verhouding.
2. Het bedrag, dat aldus ten laste van een kringgemeente komt, stort deze
in de kas van de centrale gemeente.
3. Het bedrag, dat aldus ten bate van een kringgemeente komt, stort de
centrale gemeente in de kas van deze kringgemeente.
4. De storting heeft zo spoedig mogelijk plaats, in elk geval vôör 1 juni
van het jaar volgende op het dienstjaar, waarover het verschil bestond.
Artikel 12.
1. Burgemeester en wethouders van de centrale gemeente zenden jaar-
lijks vöör 1 juli aan de commissie van advies een opgaaf van de te
verwachten inkomsten en uitgaven voor het volgende dienstjaar, ver-
gezeld van de nodige toelichting.
2. De commissie van advies doet haar zienswijze omtrent die opgaaf
aan burgemeester en wethouders van de centrale gemeente toekomen
binnen 4 weken.
Artikel 13.
1. Burgemeester en wethouders van de centrale gemeente zenden jaar-
lijks vöôr 15 mei een opgaaf met toelichting van de inkomsten en
uitgaven van de dienst van het afgelopen dienstjaar aan de commissie
van advies.
2. De commissie van advies doet haar zienswijze omtrent deze opgaaf aan
burgemeester en wethouders van de centrale gemeente kennen binnen
4 weken (na de in het vorige lid bedoelde toezending)
Artikel 14.
De gemeenschappelijke regeling wordt geacht in werking te zijn ge-
treden op 1 januari 1958. Zij wordt aangegaan voor de tijd van vijf jaren;
na verloop van dit tijdvak wordt deze regeling geacht stilzwijgend telkens
voor eenzelfde tijdvak te zijn voortaezet