52
26 februari 1959.
De heer Verkouw zegt, dat het oordeel over de vraag of iets noodzake-
lijk is in eerste aanleg altijd aan de raad behoort. Het is juist goed wan-
neer de raad van dit recht gebruik maakt, zodat hij daarin kan persis-
teren. De voorzitter draait de zaak echter om en zegt dat burgemeester
en wethouders maar van het maken van een urgentielijst afzien omdat
mogelijk gedeputeerde staten een ander oordeel over de urgentie van een
bepaalde zaak kunnen hebben.
De Voorzitter antwoordt, dat burgemeester en wethouders er niet van
afzien doch dat het op dit moment onmogelijk is een urgentielijst op te
stellen waaraan men zich ook houden kan. Wanneer de raad een overzicht
wil hebben van toekomstige kapitaalsuitgaven dan kan dit dadelijk ver-
schaft worden. Maar men moet geen nummering gaan toepassen.
Het lijkt de heer Verkouw op zichzelf al heel belangrijk wanneer deze
lijst aan de raad wordt overgelegd.
De heer Zegwaart wijst er op, dat een overzicht van de kapitaalsuitga-
ven in de toekomst, voorkomt in de notulen van de begrotingsvergadering
1958.
De Voorzitter attendeert er op, dat die iijst weer is gewijzigd. Burge-
meester en wethouders hebben er geen bezwaar tegen dat de lijst van
komende kapitaalsuitgaven ter kennis van de Ieden van de raad wordt
gebracht. Als men deze lijst echter maar niet gaat nummeren, want dat
is practisch van geen nut.
De heer Zegwaart vraagt of de fietsenstailing in eigen beheer wordt
uitgevoerd.
De Voorzitter antwoordt, dat de fietsenstalling wordt gekocht en dan
door openbare werken wordt geplaatst.
Het ontwerp-besluit wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming vast-
gesteld.
X. KREDIET VOOR VERBETERING VAN DE RIOLERING VAN HET
POLITIEBUREAU.
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
42. Vernieuwing riolering politiebureau.
De Voorzitter deelt mede, dat de commissie voor openbare werken zich
hiermede kan verenigen.
De heer Zegwaart zegt, er niet meer op te hoeven wijzen weik gemak
de raad zou hebben van een urgentielijst bij het beoordelen van zaken
als de onderhavige. Spreker heeft zich afgevraagd of er een nieuw politie-
bureau in het bestaande wordt gebouwd. Kort geleden is er een krediet
verleend van 6000,voor het maken van een oliestook-verwarming, de
vorige vergadering is er f 900,— beschikbaar gesteld voor vloerbedekking
en nu wordt weer /4750,gevraagd voor vernieuwing van de riolering.
Spreker vraagt of men, in verband met het feit dat het politiebureau in
de toekomst niet meer als zodanig gebruikt zai kunnen worden, nu echt
geprobeerd heeft om de meest efficiente oplossing te vinden. Mogelijk dat
een urgentielijst enige houvast zou hebben gegeven omtrent de tijd dat
het politiebureau als zodanig dienst moet doen. Spreker vindt 4750,
een heel bedrag voor verbeteringen aan een gebouw dat toch waarschijn-
lijk op het punt staat aan haar bestemming te worden onttrokken. Van
deze uitgave kan men niet zeggen dat zij voor de dienst die daar mogelijk
in gehuisvest wordt, van nut zal zijn. Men heeft nu eenmaal geen 6 aan-