26 februari 1959. 57 ARTISTIEKE VERFRAAIING VAN DE ST.-HENRICUSSCHOOL. De Voorzitter stelt mevr. van der Meulen in de gelegenheid de navol- gende vragen te stellen le. Is het juist dat, zoals enige dagbladen vermeldden, Burgemeester en wethouders weigeren, de gelden beschikbaar te stellen voor de artis- tieke verfraaiing van de St.-Henricus-school, een percentage van de bouwkosten, dat gegeven mag worden op grond van een ministeriële beschikking 2e. Berust deze weigering op bezwaren tegen de aard van de voorstelling die kwetsend zou kunnen zijn voor geloof of zeden 3e. Is het juist, dat de meerderheid van de Welstandscommissie gunstig heeft geadviseerd over het betreffende ontwerp van de Heer Wiesman, zowel de eerste keer naar aanleiding van de tekening, als later naar aanleiding van de maquette 4e. Hebben Burgemeester en wethouders het voorstel van de architect, de Heer Andriessen, verworpen, om een advies te vragen van een com- missie van hoogleraren van de Rijksacademie voor Beeldende Kuns- ten 5e. Is het juist dat het schoolbestuur, het Hoofd van de school en de leerkrachten wel akkoord gaan met dit ontwerp 6e. Wordt deze versiering wel aangebracht, maar zonder de gevraagde subsidie 7e. Ziet het college van Burgemeester en wethouders het in het algemeen als gewenst, dat de overheid toelaatbare versieringen wel of niet sub- sidieert naar gelang van het feit, dat de kunstprestatie wel of niet aan zijn smaak beantwoordt 8e. Is het volgens de mening van bovengenoemd college niet in strijd met de vrijheid die men aan kerkelijke en particuliere verenigingen moet iaten om haar gebouwen te verfraaien, zoals zij dit aanvaardbaar achten, in overleg met ter zake kundige instanties en voorzover deze voorstellingen niet in strijd zijn met geloof of goede zeden Mevr. van der Meulen haar vragen toelichtende, zegt, dat haar fractie van mening is, dat hier een principiële kwestie aan de orde is. Het is wei zo, dat het aan burgemeester en wethouders is om te beslissen of zij een dergelijke subsidie willen geven, maar zij gelooft niet dat het de bedoeling is en ook niet dat het voor burgemeester en wethouders een prettige positie zal zijn, als zij kunstprestaties op hun waarde moeten gaan beoor- delen. De verbouwing van de school wordt uitgevoerd door een architect van naam die voor dit onderdeel een kunstenaar van naam heeft aange- trokken. Men zal dus moeten aannemen, dat er terzake van deze verfraai- ing een uitgebreid overleg is geweest tussen de architect en de kunstenaar. Spreekster heeft de ontwerpen en de maquette gezien en zij kan niet anders zeggen dan dat zij daar enthousiast over is. Maar dat heeft gener- lei betekenis, want zij wil kunst niet becritiseren. Bij het beantwoorden van de vraag of men al of niet subsidie voor deze kunstuiting wil verlenen, dient men af te gaan op het oordeel van mensen die in dezen bevoegd zijn n.l. de architect, de kunstenaar en de welstandscommissie. Indien burgemeester en wethouders verschillende van haar vragen met ja beant- woorden, dan betreurt spreekster het, dat burgemeester en wethouders nâ het advies van de welstandscommissie en ook na het voorstel van de archi- tect en van de kunstenaar om te dezen advies te vragen aan een commis- sie van hoogleraren van de Rijksacademie voor beeldende kunsten, toch

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1959 | | pagina 19