66
26 februari 1959.
De Voorzitter antwoordt, dat, wanneer de tekening; van het kunstwerk
direct bij de bouwtekeningen was gevoegd en burgemeester en wethouders
hadden de daarbij behorende begroting goedgekeurd, de heer Rutgers
gelijk zou hebben. Dit is echter niet gebeurd en daar zit juist de kern
van de zaak.
Mr. Rutgers zegt, dat burgemeester en wethouders er dan op hadden
moeten wijzen, dat het kunstwerk met het oog op de te verlenen subsidie,
nog moest worden goedgekeurd.
De heer Verhoeven zegt, dat de normale gang van zaken is, dat men een
bouwplan aan de welstandscommissie voorlegt die dan beslist of het goed
is of niet. Dat burgemeester en wethouders van deze regel afwijken is
een ongehoord precedent. Als burgemeester en wethouders in de toekomst
reserves willen maken dan moeten zij dat vastleggen.
Ir. Kooijmans acht het zeer moeilijk te beoordelen of iets een kunst-
werk is. Het komt veel voor dat de ontwerper van b.v. een glas in lood
raam zegt: ik heb een bepaalde gedachte van de voorstelling maar u kunt
er uithalen wat u wilt. Spreker vindt het niet juist dat de welstandscom-
missie zich van de zaak heeft afgemaakt. Er zijn voldoende kunstenaars
in deze omgeving bij wie de welstandscommissie zich op de hoogte had
kunnen stellen of hier inderdaad sprake is van een kunstwerk. Burgemees-
ster en wethouders hadden daaraan dan houvast gehad bij het bepalen van
hun standpunt. Blijkbaar is het zo, dat de raad vrij algemeen zegt dat het
kunstwerk wel aanvaardbaar is, terwijl burgemeester en wethouders zeg-
gen dat het geen f 2500,waard is. Burgemeester en wethouders dragen
ten slotte in deze hun eigen verantwoordelijkheid.
De Voorzitter zegt, dat de meerderheid van de welstandscommissie van
gevoelen is dat de architect over het kunstwerk moet oordelen en de min-
derheid zegt dat het kunstwerk onaanvaardbaar is. Dit geeft geen hou-
vast voor het college. Met het te rade gaan bij andere kunstenaars komt
men er ook niet. Het zijn allemaal mensen die met een bepaalde artistieke
inslag het leven doorgaan en dus een speciale voorkeur hebben. Als het
nu iets geweest was in de geest van het beeld voor de chr. mulo-school,
dan zou de zaak veel gemakkelijker liggen. Dat is een eenvoudig aardig
beeld met een goede achtergrond en toch ook niet zoetig.
De heer Zegwaart constateert dat het betonrelief er toch komt. Het is
niet zo maar een stuk beton, want het wordt door de kunstenaar in 3
kleuren wat uitgewerkt. Na wat spreker er van gezien en over gehoord
heeft, heeft hij de overtuiging dat het resultaat werkelijk wel mee zal
vallen. Spreker zal heus niet zeggen wat is dat mooi, maar qua moderne
kunst gelooft hij dat het zeker aanvaardbaar zal zijn. Spreker hoopt, dat,
wanneer het werk klaar is, alle raadsleden daar eens een kijkje gaan
nemen en dan zou spreker het een buitengewoon royale daad van burge-
meester en wethouders vinden als zij, na tot de slotsom te zijn gekomen
dat het werkelijk niet zo onaanvaardbaar is als zij hadden gedacht, als-
nog de subsidie zouden verlenen.
Wethouder Corver gelooft dat burgemeester en wethouders niet op hun
oordeel kunnen en zullen terugkomen. Wanneer burgemeester en wethou-
ders bij een bezoek aan de school zouden moeten toegeven dat zij zich
verschrikkelijk in hun oordeel vergist hebben, dan zou men nooit kunnen
weten wat burgemeester en wethouders dan zouden doen. Spreker wijst er
nog op dat dit geen toezegging is. Hij gelooft dat hiermede de discussie
wel kan worden besloten.
De Voorzitter meent, dat nog nooit zoveel propaganda gemaakt is voor
een kunstprodukt als voor dit. Hij gelooft dat zeer velen wel eens een