26 februari 1959. 45 wordt, dan zal spreker daaraan zijn medewerking- verlenen ook al zou het 2% maal zo duur zijn als het thans geraamde bedrag. Wethouder Van Lent merkt op, dat het college dezelfde vraag gesteld heeft aan de directeur van openbare werken, die toen antwoordde dat dit aan de toestand niets zou veranderen. De zaak ligt hier anders dan voor het gedeelte dat de heer Scheer bedoelt. De Voorzitter zegt, dat ten aanzien van de verdere sanering van de sloot door de directeur van openbare werken rapport is uitgebracht, waar- uit blijkt, dat sanering van het overblijvende gedeelte van de sloot op het ogenblik niet noodzakelijk is. De heer Verkouw wijst er op, dat dit rapport bij de stukken was ge- voegd. Mr. Rutgers vraagt of er van de vruchtgebruikers al antwoord is inge- komen dat zij met dit plan akkoord gaan. De Voorzitter antwoordt, dat één vruchtgebruiker enkele eisen heeft gesteld die naar de mening van burgemeester en wethouders te ver gaan. Deze zaak wordt nog verder onderzocht. In het voorstel is daaromtrent voorbehoud gemaakt. Mr. Rutgers vraagt, waarom burgemeester en wethouders met het doen van dit voorstel niet gewacht hebben totdat de vruchtgebruikers met een en ander akkoord gingen. Om de heer Scheer tegemoet te komen, is het misschien toch wel goed het voorstel aan te houden. De Voorzitter zegt, dat het raadsbesluit nog naar gedeputeerde staten moet worden gezonden. In de tussentijd hebben burgemeester en wethou- ders gelegenheid om verder te onderhandelen. Mochten de vruchtgebrui- kers hun eisen te hoog stellen dan gaat de zaak niet door. De heer Van der Linden heeft de zaak ter plaatse bekeken. Hij is van oordeel dat het daar inderdaad een wantoestand is. Het idee van de heer Scheer om verder te gaan onderhandelen zou kunnen inhouden, dat, wan- neer de overige eigenaars niet willen medewerken, de mensen met de viezigheid blijven zitten, terwijl de gemeente dan toch later de verbeterin- gen moet aanbrengen. Wanneer de sloot nu gedempt wordt zal dat, als zij zien dat dit een belangrijke verbetering is, een stimulans voor hen zijn om ook hun medewerking te verlenen. Voor zover spreker heeft kun- nen bekijken, gaat de lozing van de nieuwe huizen via een septic tank. Dit houdt in dat verschillende substanties niet in de sloot terecht komen, maar het water wordt toch altijd nog verontreinigd. Voor het grootste deel zal dat wel opgeheven worden doordat er een duiker bij komt, waar- door de verbinding met het buitenwater korter wordt. Spreker vindt dat dit voorstel niet aangehouden moet worden. Ir. Kooijmans is van mening, dat de sloot niet helemaal gedempt kan worden omdat zij nodig is voor afwatering van het bouwland, tenzij de gemeente daar riolering legt. Het overblijvende deel van de sloot is veel breder en daar staat voldoende water in. Spreker heeft nog geen antwoord gehad op zijn vraag waarom er persé een hekwerk als afscheiding van de voortuinen geplaatst moet worden. Als de gemeente al voor de verbetering van de riolering zorgt, waarom dan nog een uitgave van f 1000,te doen voor een hekwerk Wethouder Van Lent antwoordt, dat burgemeester en wethouders bij dergelijke verbeteringen van het standpunt uitgaan dat het werk behoor- lijk moet worden opgeleverd. Bij alle transacties waarbij de gemeente terrein overneemt wordt van gemeentewege voor een behoorlijke afschei- ding gezorgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1959 | | pagina 7