3e afd.
26 maart 1959. 53
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING
VAN EEN BELASTING OP TONEELVERTONINGEN
EN ANDERE VERMAKELIJKHEDEN
Aan de Raad,
Aanleiding tot de nieuwe verordening.
rvame V"v
De bestaande verordeningen op de heffing en de invordermg van ver-
makelijkheidsbelasting zijn vastgesteld bij hesluit van Uw Raad dd. 23
oktober 1924 en gewijzigd bij Uw besluiten dd. 28 mei 1925 en 31 ma
1932
Deze verordeningen (vroeger moest een afzonderlijke heffingsverorde-
ning en invorderingsverordening worden vastgesteld) zijn in vele opzic -
ten verouderd. Rekening houdende met de maatschappelijke ontwikkehng
en de jurisprudentie gedurende de laatste 30 jaren hebben wxj een meuwe
verordening ontworpen, waarbij getracht is ook de bezwaren te ontgaan,
welke zich in de praktijk voordeden bij toepassing van deze verordenmgen.
Vrijstellingen.
De bovenvermelde bezwaren betreffen in het bijzonder het feit dat de
huidige heffingsverordening te weinig mogelijkheid biedt vnjstellmg te
verlenen. Daar de plaatselijke overheid steeds meer de culturele activiteiten
van verenigingen e.d. tracht te stimuleren, achten wij het in het algemeen
ongewenst deze activiteiten te bemoeilijken door de heffing van vermake-
lijkheidsbelasting.
Bovendien achten wij het niet wenselijk, dat de mogelijkheden om vnj-
stelling te verlenen zozeer achterblijven bij die van aangrenzende gemeen-
ten als thans het geval is. Dit kan in veel gevallen ertoe leiden, dat verem-
gingen vermijden in Heemsteedse zalen vermakelijkheden te houden tot
schade van de zaalexploitanten hier ter plaatse.
De vrijstellingen zijn in het ontwerp als volgt uitgebreid:
Artikel 5, onder a.
In de huidige verordening (artikel 5, onder 3) wordt vrijstelling verleend
voor:
voordrachten, welke uitsluitend een godsdienstig, wetenschappelijk, so-
ciaal of politiek karakter hebben", terwijl de nieuwe (ontwerp) redactie
luidt:
„bijeenkomsten, welke op zichzelf een uitsluitend godsdienstig, weten-
schappelijk, opvoedkundig, sociaal of politiek karakter hebben.
Artikel 5, onder b, c, d, e, f en g.
Deze vrijstellingen zijn nieuw.
Artikel 5, onder h.
De thans bestaande vrijstelllng voor sportwedstrijden met geen hoger
entree dan 10 cent, is uitgebreid tot sportwedstrijden met geen hoger entree
dan 35 cent per persoon. Het laatste bedrag is meer in overeenstemmmg
met het in andere gemeenten geldende bedrag. Door de vermindering van
de koopkracht van het geld sinds 1924 is het bedrag van 10 cent thans
onvoldoende.
Artikel 5, onder j.
Deze bepaling is opgenomen op verzoek van Gedeputeerde Staten in ver-
band met de gemeenschappelijke regeling tussen Heemstede en Bennebroek