77
26 maart 1959.
De Voorzitter: ,,En beneden 130,huur; dat is een van de voorwaar-
den."
Ir. Tinbergen: „Akkoord, maar het gaat hier om /105,
De Voorzitter zegt, dat de bouwer natuurlijk een calculatie heeft ge-
maakt om tot een huurprijs te komen. Deze calculatie zal hij wel aan de
veilige kant hebben gehouden. Er kunnen natuurlijk omstandigheden zijn,
die tegenvallen, maar men mag toch aannemen, dat, wanneer iemand een
huurprijs heeft gecalculeerd en daarvan mededeling doet aan het gemeen-
tebestuur, hij zoveel mogelijk tracht om deze gestand te doen. We moeten
de goede trouw in deze toch veronderstellen.
\/ethouder Corver vraagt wat de raad dan wel zou willen wanneer deze
grond nu eens niet zou worden verkocht. Woningwetwoningen mag de ge-
meente niet bouwen en een andere oplossing is er niet. We kunnen natuur-
lijk wel iets anders willen, maar er is geen andere mogelijkheid.
Mevr. van der Meulen meent, dat, wanneer geen woningen kunnen wor-
den gebouwd, waaraan in deze gemeente behoefte bestaat, beter met de
verkoop van grond kan worden gewacht totdat er betere mogelijkheden
zijn. Want wanneer woningen worden gebouwd waaraan geen behoefte be-
staat en waarvan over enige jaren misschien een overschot is, terwijl er
dan nog gebrek zal zijn aan goedkope woningen, dan is de politiek van de
gemeente fout. De gemeente heeft nog maar vrij weinig grond voor wo-
ningbouw beschikbaar.
De Voorzitter wijst er op, dat juist aan woningen van een huurprijs van
ongeveer f 105,in deze gemeente grote behoefte bestaat. Daarom willen
burgemeester en wethouders deze bouwer in de gelegenheid stellen om der-
gelijke woningen te bouwen. Spreker begrijpt dat de heer Tinbergen vraagt
of er zekerheid bestaat omtrent de genoemde huur. Burgemeester en wet-
houders moeten echter hierbij afgaan op de calculatie die de bouwer heeft
gemaakt, daarbij uitgaande van de aan zekerheid grenzende waarschijn-
lijkheid, dat hij er naar zal streven de huren op het eens genoemde bedrag
vast te kunnen stellen.
Wethouder van Lent zegt, dat het de bedoeling van de bouwer is, dat hij
een gedeelte van deze huizen verkoopt aan een beleggingsmaatschappij.
Daar heeft hij dus ook zijn calculatie voor moeten maken. Spreker is er
stellig van overtuigd, dat hij aan de beleggingsmaatschappij ook de prijzen
heeft genoemd waarvoor hij deze huizen kan bouwen.
Voor dit jaar krijgt de gemeente toch niet meer woningwetwoningen
toegewezen. Bij de toewijzing voor het volgend jaar is het zover dat in de
rivierenbuurt kan worden gebouwd. Er is daar ruimschoots plaats voor
woningwetwoningen.
Ir. Tinbergen vraagt of het dus de mening van het college is, gesteund
door deskundig advies, dat de plannen zoals zij hier liggen, het hoogst-
waarschijnlijk maken, dat de huurprijs van die woningen f 105,zal zijn.
Als het college dat wil verklaren, dan is spreker bereid om te zeggen dat
hij met deze grondverkoop akkoord gaat.
Wethouder van Lent zegt, dat burgemeester en wethouders die mening
inderdaad hebben.
De heer Zegwaart merkt op, dat nu naar de mening van het college mag
worden aangenomen, dat de huurprijs inderdaad f 105,zal worden, er
waarschijnlijk wel huurders voor deze woningen zullen worden gevonden.
Mevr. van der Meulen zegt dat haar fractie het bij een huurprijs van
105,voor de te bouwen woningen aanvaardbaar vindt om deze grond
te verkopen. Haar fractie staat over het algemeen zeer moeilijk tegenover