85
26 maart 1959.
53. Verordening- op de heffing en invordering van een belasting op
toneelvoorstellingen eil andere vermakelijkheden.
De Vcorzitter deelt mede, dat de commissie voor de financien zich hier-
mede kan verenigen.
De heer Scheer heeft tegen deze verordening twee bezwaren. In artikel
5 onder a worden godsdienstige bijeenkomsten als vermakelijkheden ge-
kwalificeerd. Spreker vindt dit weinig fraai, hij zou gaarne zien, dat hier-
voor een andere redactie wordt gekozen.
In artikel 3 sub 1 is bepaald, dat de belasting voor vermakelijkheden
20 van de onzuivere opbrengst bedraagt. Voorts wordt in artikel 4 be-
paald, dat als onzuivere opbrengst wordt beschouwd, bij verenigingen,
waarbij toegang tot de vermakelijkheid uitsluitend wordt verleend op ver-
toon van een bewijs van lidmaatschap, voor de leden en eventueel op ver-
toon van een daarmede gelijk te stellen bewijs voor de begunstigers, de
contributie van de leden voor een geheel jaar. Het zou dus kunnen zijn, dat
wanneer bijvoorbeeld een vereniging van volkstuinders eenmaal per jaar
een avond belegt met een feestelijke inslag, en de contributie bedraagt
/10,— per jaar, de belasting /2,per lid bedraagt. Daar moet spreker
bezwaar tegen maken.
De heer Willemse is het college dankbaar voor de geest van deze nieuwe
verordening. Zo zijn b.v. sportwedstrijden met een toegangsbewijs van
minder dan 0,35 en de culturele bijeenkomsten van de amateurverenigin-
gen van belasting vrijgesteld. Bovendien geeft deze nieuwe verordening
aan burgemeester en wethouders een veel grotere vrijheid om vrijstelling
van belasting te verlenen. Spreker meent dat een vrij groot aantal ver-
enigingen daarvan de vruchten zal kunnen plukken. Spreker wil alleen
nog, naar aanleiding van de opmerking van de heer Scheer, zeggen, dat hij
diens bezwaar tegen het noemen van het woord ,,godsdienstig" in artikel 5,
sub a niet kan aanvoelen. Men moet dit nu eenmaal ergens onderbrengen.
Spreker kan zich b.v. voorstellen, dat men een film vertoont, die een gods-
dienstige ondergrond heeft.
Ir. Tinbergen zegt, dat de heer Scheer enige ernstige woorden gewijd
heeft aan artikel 5, sub a. Toen spreker deze bepaiing las heeft hij moeten
glimiachen. Vermakelijkheden, staat er, zijn vrijgesteld van belasting als
zij op zichzelf een uitsluitend godsdienstig, wetenschappelijk, opvoedkun-
dig, sociaal of politiek karakter hebben. Sprekers verbeeldingskracht is
tekort geschoten om zich dergelijke vermakelijkheden voor te kunnen stel-
len. Hij kan begrijpen, dat deze tekst bij sommige juristen het water in de
mond doet komen, maar een Nederlands staatsburger met enig gevoel voor
taal, krijgt daar grijze haren van. Spreker vraagt of de redactie van punt
a niet wat gelukkiger kan worden gesteld.
De Voorzitter stelt voor, om aan de bezwaren tegemoet te komen, de
aanhef van artikel 5 sub a te lezen: ,,Vermakelijkheden of bijeenkomsten
enz."
Mr. Butgers zou die aanhef wiilen laten luiden: „Vermakelijkheden in
de zin van deze verordening enz." Mogelijk zijn de heren dan gerust, want
in artikel 2 staat al een ruime omschrijving van wat als een vermakelijk-
heid wordt beschouwd.
De Voorzitter zegt, dat de heer Scheer een ethisch bezwaar naar voren
heeft gebracht. Het lijkt spreker beter om te spreken van vermakelijk-
heden of bijeenkomsten.
Ir. Tinbergen gelooft eigenlijk, dat er bij de vijf genoemde rubrieken
nimmer van enige vermakelijkheid sprake is.