87
26 maart 1959.
boden wordt. Indertijd is er in een dergelijk geval een rechteriijke uit-
spraak geweest, dat dan geen belasting geheven behoeft te worden. Daar-
in voorziet de verordening niet.
Mr. Pliester zegt, dat in de commissie voor de financiën, waar deze zaak
ter sprake was, verschillende leden niet erg gelukkig waren met de opzet
van artikel 5. Er werd de gedachte geopperd, dat men dat veel algemener
had moeten stellen.
Naar aanleiding van het bepaalde in artikel 5, sub c vraagt spreker of
het zo is, dat, indien een kermisexploitant op Koninginnedag tegen toegang
een vermakelijkheid geeft, hij dan voor die gelegenheid is vrijgesteld.
Voorts heeft spreker bezwaar tegen het bepaalde in artikel 5, sub d. Als
rechtsgrond voor vrijstelling wordt hier genomen, dat het een bijeenkomst
is van 65-jarigen. Spreker heeft er geen bezwaar tegen dat een met een
sociaal doel bijeengekomen groep 65-jarigen wordt vrijgesteld. Daarom
zou spreker eigenlijk graag een bepaalde restrictie willen zien aange-
bracht, want de vrijstelling vloeit niet voort uit het feit dat de personen
65 jaar zijn, maar uit het feit, dat het een sociaal doel is om bepaalde men-
sen boven 65 jaar op aangename wijze in een samenkomst bezig te houden.
Mr. Rutgers is bang dat men van zijn presentiegeld belasting gaat hef-
fen, want het is voor hem vermakelijk om te horen hoe de meeste leden
langs elkaar heen praten. Het is niet te doen om een dergelijke zaak in
de raad te bespreken. Dit moet besproken worden in een commissie van
de raad. Spreker vindt het heel gevaarlijk om in dit verband te spreken
van ,,spijkers op laag water zoeken", zoals in de financiële commissie is
gedaan. Men kan wel zeggen dat de bedoeling goed is en dat het wel goed
uitgevoerd zal worden, maar een verordening moet zo goed mogelijk wor-
den opgesteld. Als het mogelijk is dat deze verordening nog even naar de
commissie voor de strafverordeningen wordt teruggewezen, dan gelooft
spreker dat deze punten vrij gauw bekeken zullen zijn.
De heer Verhoeven gelooft dat de raad dit niet moet doen. Het zou veel
verstandiger zijn als de raad aan burgemeester en wethouders delegeert
om nog eens te bekijken of het mogelijk is hier en daar met de gemaakte
opmerkingen rekening te houden.
De Voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders van mening zijn, dat
spoedig de mogelijkheid moet worden geschapen om ten aanzien van be-
paalde verenigingen die bijeenkomsten willen organiseren, vrijstelling van
vermakelijkheidsbelasting te kunnen verlenen. Op het ogenblik verbiedt
de verordening dit. De verordening wordt in de praktijk getoetst en kan
dan altijd, wanneer een bepaald artikel moeilijkheden oplevert, later nog
gewijzigd worden. Spreker gelooft dat het geen aanbeveling verdient om
deze verordening thans aan te houden.
Wethouder Corver zou nog een paar korte opmerkingen willen maken
en hij hoopt dat de raad er mede akkoord gaat, dat deze verordening door
het college op de punten waar de raad op geattendeerd heeft, nog eens
nauwkeurig wordt bezien.
Spreker zegt dat de heer Scheer bezwaar heeft gemaakt tegen het be-
paalde in artikel 3, lid 1. Deze bepaling wordt echter noodzakelijk geacht
om belastingontduiking tegen te gaan. Het is hier en daar voorgekomen,
dat men, om de vermakelijkheidsbelasting te ontgaan, feestavonden orga-
niseerde, waarbij men in plaats van toegangsbewijzen, lidmaatschapskaar-
ten uitreikte van een hiervoor opgerichte quasi vereniging tot het houden
van feestavonden. Niet gevreesd behoeft te worden, dat bonafide verenigin-
gen, die een bijeenkomst organiseren, door deze bepaling gedupeerd wor-
den. Een zodanige avond, uitsluitend toegankelijk voor leden, is steeds ge-
heel vrij van belasting. Het is helaas niet mogelijk dit in de verordening
te omschrijven. Een waarborg hiervoor is het recht van bezwaar, beroep