73
2e afd.
23 april 1959.
tijd en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 zal hebben voldaan, zal
zij aan geldgeefster betalen, als boete, een bedrag gelijk aan vijf ten
honderd per jaar van het achterstallige bedrag over de tijd der nalatig-
heid.
Het onafgeloste deel van het bedrag der lening is, met de rente en de
kosten, onmiddellijk opeisbaar, bij niet-nakoming door geldneemster van
één of meer der in deze akte vermelde bepalingen of aangegane verbin-
tenissen, tenzij geldneemster, na door geldgeefster aan haar verplichtingen
te zijn herinnerd, alsnog binnen veertien dagen na ontvangst dier herinne-
ring het verschuldigde, vermeerderd met de boete, voldoet en/of haar
overige verplichtingen alsnog nakomt.
Geldneemster zal in gebreke zijn door het enkele feit van het voor-
vallen van het in het vorige lid bedoelde geval van onmiddellijke opeis-
baarheid, alsof zij bij bevel of andere soortgelijke akte ware in gebreke
gesteld.
De belastingen, welke van rente der lening geheven mochten worden,
komen ten laste van geldneemster.
Alle kosten en rechten van deze akte, van de schuldbekentenis en van
de maatregelen, welke geldgeefster mocht nemen tot behoud of ter uit-
oefening harer uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten, zijn voor
rekening van
Artikel 6.
Artikel 7.
Artikel 8.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van 23 april 1959.
De secretaris,
De vporzitter,