56
4e afd.
23 april 1959.
2 a. De gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op en binnen de
bebouwingsstrook, waarvan zij de begrenzende lijnen nergens mogen
overschrijden.
b. De voorgevels der gebouwen moeten worden geplaatst in de naar
de weg gekeerde begrenzende lijn van de bebouwingsstrook.
3. De gebouwen in categorie B moeten worden aaneengebouwd.
4. De voorgevelbreedte der gebouwen moet tenminste 9.00 m bedragen.
5 De goothoogte der gebouwen of de bovenkant van de borstwering mag
ten hoogste 19.00 m bedragen, met dien verstande, dat het flatgebouw
in deze categorie 6 woonlagen moet bevatten.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd van de gestelde maat ont-
heffing te verlenen met dien verstande, dat de maximum-hoogtemaat
met niet meer dan 1.00 m mag worden verminderd, resp. vermeerderd.
6. De bebouwingsdiepte der in het le lid bedoelde gronden bedraagt 10.00
m, voor zover uit de kaart niet anders blijkt.
7. De winkels, kantoren, restaurant, showrooms e.d. moeten een grond-
oppervlak hebben van tenminste 45 m2 en ten hoogste 200 m2.
8. De zijtuinbreedte bedraagt tenminste 5.00 m.
Art. 5. Benzinestation.
Categorie C.
1. Op de gronden, bestemd voor benzinestation (bebouwingscategorie C),
mogen uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen worden op-
gericht ten dienste van de aan deze gronden gegeven bestemmmg.
2. De gebouwen als bedoeld in het eerste lid mogen worden aaneenge-
bouwd.
3. De goothoogte van de gebouwen moet tenminste 3.00 m en mag ten
hoogste 5.00 m bedragen.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd van de gestelde mmimum
maat ontheffing te verlenen, met dien verstande, dat deze maat met
niet meer dan 1.00 m mag worden verminderd.
4. De bebouwingsdiepte van de in het eerste lid bedoelde gronden be-
draagt 5.00 m.
5. De zijtuinbreedte bedraagt tenminste 5.00 m.
Art. 6. Onderdoorgang met autoboxen.
Categorie D.
1. Op de gronden, bestemd voor onderdoorgang met autoboxen (bebou-
wingscategorie D), mogen uitsluitend niet voor bewoning bestemde ge-
bouwen worden opgericht ten dienste van de aan deze gronden gegeven
bestemming.
2. De gebouwen als bedoeld in het eerste lid moeten worden aaneenge-
bouwd, met dien verstande, dat een onderdoorgang ter breedte van
5.00 m moet worden vrijgehouden voor toegang naar de overdekte
parkeerruimte.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd van deze maat ontheffing
te verlenen tot een minimum van 4.00 m.
3. De goothoogte der gebouwen moet tenminste 3.00 m en mag ten hoog-
ste 5.00 m bedragen.