23 april 1959.
106
XX PREADVIES VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS OP
HET VERZOEK VAN DE STICHTING HUIZE „SINT BAVO" OM
MEDEWERKING TOT DE STICHTING VAN EEN BEJAARDEN-
CENTRUM OP HET TERREIN VAN ,,OVERBOS" AAN DE
HERENWEG.
Het preadvies met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
72. Verzoek om medewerking tot de stichting van een bejaardencentrum
op het terrein van het „Overbos" aan de Herenweg.
De Voorzitter deelt mede, dat de commissie voor openbare werken geen
eenstemmig advies heeft uitgebracht.
De heer Verhoeven zegt, dat men hem heeft verzocht om het commen-
taar, dat hij op het preadvies van burgemeester en wethouders wil leveren
vooral zakelijk te houden en ,sine ira et studio" (zonder gramschap of
hartstocht). Spreker moet zeggen dat die taak hem niet licht valt, ener-
zijds omdat hij nu eenmaal een emotioneel mens is, al voelt hij zich te
dien opzichte hier in goed gezelschap en ten tweede omdat hij met gemeng-
de gevoelens het preadvies heeft gelezen.
Een deel van dat mengsel van gevoelens, was een gevoel van ontsteltems
en een ander deel was een gevoel van dankbaarheid.
Terwille van de goede sfeer wil spreker eerst met de gevoelens van
dankbaarheid beginnen.
Hij ziet in de houding van burgemeester en wethouders en m het bijzon-
der in dat deel van het concept-besluit, dat tussen haakjes staat, toch een
welwillende houding van het college. Men heeft de deur voor het Regen-
tencollege willen openlaten. Men heeft a.h.w. tegen dat Regentencollege
gezegd: „U hebt ons bij een voorgaande gelegenheid verzocht om een in-
troductie bij de Provinciale Planologische Dienst, maar gij hebt er geen
gebruik van gemaakt, welnu, meerdere medewerking kunnen wij U om die
en die redenen niet verlenen, maar ge krijgt alsnog de gelegenheid om van
die introductie gebruik te maken, althans wanneer de raad U daartoe in
de gelegenheid wil stellen."
Spreker ziet daarin, ondanks de teleurstellende conclusie waartoe het
preadvies leidt, een welwillende houding van het college. Burgemeester en
wethouders willen het Regentencollege een herkansing geven en spreker
is daarvoor persoonlijk dankbaar, hoewel hij moet zeggen: niet voldaan.
Spreker moet hier echter een opmerking maken. Burgemeester en wet-
houders spreken van de meerderheid van iiun college. Hij vraagt zich af,
maar dat zal straks bij een eventuele stemming wel blijken, hoe burge-
meester en wethouders aan dat woord meerderheid komen. In een college
van vier man, kan men naar zijn opvatting alleen van een meerderheid
spreken wanneer de verhouding 3 1 is. Wel is de stem van de voor-
zitter van het college bij staking van stemmen doorslaggevend, maar dan
is het woord meerderheid naar zijn smaak niet op zijn plaats en leidt tot
een verkeerde conclusie bij de oppervlakkige lezer. Hoewel hij van zijn
geachte mede-leden in het geheel niet veronderstelt, dat zij oppervlakkig
iezen, wil spreker graag op die omstandigheid opmerkzaam maken.
Waarom heeft het Regentencollege van dat visitiekaartje van burge-
meester en wethouders, die introductie bij de Provinciale Planologische
Dienst, géén gebruik gemaakt? Spreker meent dat dit valt af te leiden
uit het schrijven van 21 april j.l. dat het Regentencollege tot de raads-
leden heeft gericht. Men heeft nl. wel degelijk contact opgenomen met de
Provinciale Planologische Dienst en niet zoals burgemeester en wethou-
ders stellen, met een hoofdambtenaar, doch met de secretaris, dc heer Van
Meurs. Daar zijn de architecten de heren prof. ir. Granpré Moliêre en F.
Froger en mevrouw Mina Ruys met haar assistente, waarlijk niet de eer-