23 april 1959. 100 r.-k. bevolkingsdeel en voor de r.-k. fractie een grote teleurstelling ge- weest. Elke keer als er zich een mogelijkheid voordoet dat er een kleine verbetering wordt gebracht in de achterstand die er ten aanzien van r.-k. topfunctionarissen bestaat, wordt deze niet benut en dat betreurt zijn fractie zeer. In zijn fractie is een ogenblik de vraag gerezen of zij in de oppositie moet gaan. Dat is geen vreemd geluid in deze tijd. Zijn fractie heeft ge- meend dit niet te moeten doen. Zij zal dus medewerken aan deze benoe- ming. Zij heeft gaarne van de gelegenheid gebruik gemaakt om nog eens haar teleurstelling uit te spreken over de gang van zaken bij benoemingen. Zij hoopt, dat in elk geval de eerstvolgende gelegenheid die er zal komen benut zal worden om de achterstand in te halen, op voorwaarde natuurlijk, die stelt zijn fractie zelf ook, dat de candidaat die door haar wordt gepro- tegeerd, ook inderdaad aan de maat zal zijn. Wethouder van Wijk zegt, dat het college allerminst geheimzinnig is met de sollicitanten die opgeroepen zijn. Gaarne werken burgemeester en wethouders er altijd aan mee dat diegenen of die commissies die daar prijs op stellen, met de sollicitanten kunnen kennis maken. Dit is ook in dit ge- val weer gebeurd. Maar spreker weet niet goed wat hij aan het betoog van de heer Zegwaart heeft. Misschien is hij niet duidelijk genoeg geweest of heeft spreker de duidelijkheid niet goed verstaan, maar bedoelt de heer Zegwaart het verwijt te poneren dat betere r.-k. sollicitanten worden ge- passeerd ten faveure van minder goede? Als hij dat zou bedoelen is dat een ernstige beschuldiging aan het adres van het college en aan de raad. Als hij dat niet bedoelt, heeft zijn betoog eigenlijk weinig zin. Als het al- leen ging om zijn spijt te uiten dat bij de sollicitanten de r.-.k. niet de beste waren, dan heeft het eigenlijk weinig zin om daar het hele benoe- mingsbeleid van de laatste 3 4 jaar bij te halen. Spreker meent hier toch een ondertoon van miskenning in beluisterd te hebben. Spreker kan alleen uit de grond van zijn hart zeggen en hij meent dat hij dan ook namens het college spreekt, dat er een oprecht streven bestaat om de normen van de democratie ook door te voeren met betrekking tot de benoemingen, wat echter nimmer zal inhouden dat op de weegschaal wordt afgewogen van welke politieke of geestelijke richting iemand is, opdat zulks doorslag- gevend zou kunnen zijn bij welke benoeming ook. Als de zaken eenmaal zo gesteld zijn en bij een benoeming komt er een kandidaat uit de bus die blijkens de voordracht eerst door het college de beste wordt geacht en na- dien blijkens de benoeming ook door de raad, dan moeten we aannemen dat verstandige mensen een verstandige keus hebben gedaan. Het is niet zo, dat het college bij deze benoeming de eisen zoveel lager heeft gesteld. Burgemeester en wethouders hadden gaarne weer een ingenieur benoemd maar als die niet te krijgen is, dan moeten zij wel genoegen nemen met iemand die diploma Bingen heeft of met een M.T.S.-er. De heer Tinbergen heeft naar sprekers mening ten aanzien van het diploma Bingen in de commissie voor de bedrijven een heel wijs woord gesproken. Hij zegt: Zo- dra ik Bingen hoor, staat bij mij het sein op rood, want zij die in Bingen hebben gestudeerd hadden dat, uit een financieel oogpunt bezien, ook in Delft kunnen doen. Van een M.T.S.-er kan dat niet altijd gezegd' worden want voor deze kunnen er allerlei maatschappelijke omstandigheden ge- weest zijn waarom hij niet in Delft kon gaan studeren. Studeren in Bingen betekent veelal het kiezen van de gemakkelijkste weg om snel tot een titel te komen. Het college had er nooit zo over gedacht althans spreker niet. Spreker vindt het toch wel vermeldenswaard dat er zo over gedacht kan worden en dat er misschien wel eens een groot element van waarheid in dit gezegde kan schuilen. De vorige maal hadden burgemeester en wethou- ders dus de keus tussen een ingenieur Delft en Bingen. Zij meenden dat de eerste de beste was en qua kennis zal dat ook ongetwijfeld het geval

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1959 | | pagina 7