125
2e Afd.
27 augustus 1959.
Artikel 5.
Indien geldneemster het aan rente of aflossing verschuldigde niet op tijd
en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 zal hebben voldaan, zal zij
aan geldgeefster betaien, als boete, een bedrag gelijk aan vijf ten honderd
per jaar van het achterstallige bedrag over de tijd der nalatigheid.
Artikei 6.
Het onafgeloste deel van het bedrag der lening is, met de rente en de
kosten, onmiddellijk opeisbaar, bij niet-nakoming door geldneemster van
één of meer der in deze akte vermelde bepalingen of aangegane verbinte-
nissen, tenzij geldneemster, na door geldgeefster aan haar verplichtingen
te zijn herinnerd, alsnog binnen veertien dagen na ontvangst dier herinne-
ring het verschuldigde, vermeerderd met de boete, voldoet en/of haar
overige verplichtingen alsnog nakomt.
Geldneemster zal in gebreke zijn door het enkele feit vg.n het voorvallen
van het in het vorige lid bedoelde geval van onmiddehjk opeisbaarheid,
alsof zij bij bevel of andere soortgelijke akte ware in gebreke gesteld.
Artikel 7.
De belastingen, welke van rente der lening geheven mochten worden,
komen ten laste van geldneemster.
Artikel 8.
Alle kosten en rechten van deze akte, van de schuldbekentenis en van de
maatregelen, welke geldgeefster mocht nemen tot behoud of ter uitoefening
harer uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten, zijn voor rekening
van geldneemster.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van 27 augustus 1959.
De secretaris, De voorzitter,