151
2e Afd.
29 oktober 1959
VOORLOPIGE VASTSTELLING BEDRAG UITGAVEN OVER 1958
VOOR OPENBAAR KLEUTERONDERWIJS.
De Raad der gemeente Heemstede;
overwegende, dat ingevolge het bepaalde in artikel 47 der Kleuteronder-
wijswet voorlopig behoren te worden vastgesteld de bedragen, welke de
gemeente in het kalenderjaar 1958 voor de openbare kleuterscholen heeft
uitgegeven ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 38 onder h en i
van genoemde wet, zijnde de exploitatiekosten per lokaal, en onder j tot
met 1 van genoemd wetsartikel, zijnde de exploitatiekosten per kleuter;
dat tevens voorlopig behoort te worden vastgesteld het bedrag van de
daarvoor over 1958 van rijkswege beschikbaar gestelde bedragen, alsmede
van het verschil tussen het totaal bedrag der uitgaven en dat van de rijks-
vergoeding;
overwegende, dat in 1958 ten behoeve van het openbaar kleuteronder-
wijs de navolgende uitgaven zijn gedaan:
voor de lokalen:
onderhoud schoolgebouwen 3.504,16
verlichting, verwarming en schoonhouden 7.943,39
kosten sociale verzekering schoonmaaksters 285,05
grond- en straatbelasting 2,56
Totaal 11.735,16
voor de kleuters:
onderhoud schoolmeubelen, ontwikkelingsmateriaal, hulp-
middelen en schoolbehoeften f 142,14
aanschaffing van ontwikkelingsmateriaal, hulmiddelen
en schoolbehoeften 2.065,61
bezoldiging en sociale verzekering helpsters 7.246,27
andere uitgaven ter verzekering van de goede gang van
het onderwijs 498,
te vermeerderen met administratiekosten 325,50
823,50
Totaal 10.277,52
overwegende, dat de rijksvergoeding over 1958 is gebaseerd op een be-
drag van 870,per lokaal en van 10,50 per kleuter;
dat het aantal over genoemd jaar voor rijksvergoeding in aanmerking
komende lokalen 9% bedraagt en dat het gemiddeld aantal kleuters voor
het openbaar kleuteronderwijs over 1958 moet worden gesteld op 217
gelet op de bepalingen van de Kleuteronderwijswet;
BESLUIT:
ten aanzien van het jaar 1958 voorlopig vast te stellen het volgende:
I. het bedrag, dat de gemeente werkelijk heeft uitgegeven
ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 38onder
h en i der wet, op 11.735,16
II. het bedrag, dat van rijkswege voor de onder I genoem-
de uitgaven aan de gemeente beschikbaar is gesteld, op
9y2 X /870,— 8.265,—
III. het bedrag, dat de onder I vermelde uitgaven meer be-
dragen dan het onder II genoemde bedrag, op 3.470,16