233
29 oktober 1959.
lijk meer een kwestie van vertrouwen. Het is de bedoeling van burge-
meester en wethouders om alleen op te treden in geval zich excessen voor-
doen. Van het besluit van burgemeester en wethouders staat beroep open
op de raad. De raad behoeft nooit bang te zijn dat burgemeester en wet-
houders misbruik zullen maken van hun bevoegdheid door te zeer hun
persoonlijke smaak te doen prevaieren. De raad moet wel beseffen, dat
het kan zijn, dat iemand het in zijn hoofd krijgt de buitenmuren van zijn
huis te beschilderen met waanzinnige voorstellingen. Burgemeester en wet-
houders zouden dan, als de raad dit voorstel niet aanvaardt, daar niets
tegen kunnen doen.
Naar aanleiding van het gesprokene over vrijheid, wil spreker Jacques
Perk aanhalen, n.l.: „De ware vrijheid luistert naar de wetten". Het is
nooit de bedoeling geweest toe te staan, dat men uit de band kan springen
zij het dan in kleuren. Spreker verzoekt de raad zich vooral te realiseren
wat bij afwijzing van het voorstel van burgemeester en wethouders de
consequenties zouden kunnen zijn.
Mr. Rutgers zegt, dat in artikel 3 van de bouw- en woningverordening
duidelijk staat, dat de besiissing bij burgemeester en wethouders is, be-
houdens, ingeval beroep op de raad openstaat, het nader oordeel van de
raad. Dus alleen in gevai er beroep op de raad openstaat. In art. 27 der
bouw- en woningverordening vindt men uitdrukkelijk geregeld voor welke
gevallen beroep op de raad open staat. Daaronder valt deze bepaling niet.
Spreker zou graag vernemen waarop burgemeester en wethouders het
gronden dat toch beroep op de raad openstaat.
De Voorzitter antwoordt, dat burgemeester en wethouders van de ge-
dachte zijn uitgegaan, dat de mogelijkheid van beroep op de raad be-
stond. Wanneer dit niet het geval is, dan is het college bereid om dit ex-
pressis verbis mogelijk te maken.
Mevr. Vriesendorp vraagt hoe oud Heemstede is. De voorzitter zegt, dat
er excessen kunnen voorkomen. Is de kans daarop nu ineens zo verschrik-
kelijk groot? Denkt de voorzitter dus, dat er steeds meer zonderlinge fi-
guren in de gemeente komen wonen
Wethouder van Lent vreest, doordat er kleuren in de verf zijn gekomen
die men vroeger niet kende, dat het zal voorkomen dat huizen in zeer
gemene kleuren zullen worden geschilderd.
De heer Verkouw heeft in dit debat gemist, dat geen van de sprekers
heeft gesproken over de verveloze huizen die in de gemeente staan. Het
lijkt spreker beter dat de gemeente dââr maatregelen tegen neemt.
De Voorzitter antwoordt, dat tegen verveloosheid van de huizen inge-
volge art. 70 van de woningwet kan worden opgetreden.
Wethouder van Lent zegt, dat burgemeester en wethouders de eigenaar
van een woning kunnen aanschrijven dat het buitenwerk gegrond moet
worden. Verder gaan burgemeester en wethouders niet.
De heer Verkouw: „En als de mensen het huis dan in de menie zetten?"
De heer Scheer zegt, dat het er niet om gaat dat de raad in deze geen
vertrouwen in burgemeester en wethouders heeft. Spreker is er van over-
tuigd dat er verschil van smaak is en zal blijven. De woningen aan de
Slotlaan vormen al een dubium wat de smaak betreft, maar ook het be-
wuste perceel aan de Camplaan. Spreker vindt de kleur niet mooi, het zou,
zoais reeds eerder gezegd, de zijne niet geweest zijn, maar hij vindt het
geheel heus niet afzichtelijk of afstotend. Het gaat dus niet om het ver-
trouwen, maar om het verschil in smaak en spreker kan er niet aan be-
ginnen om dat in een bepaling in de verordening aan banden te leggen.