261
17 december 1959.
het witte gevaar de ijsco. Hoeveel ouders, zou spreker willen vragen, heb-
ben wel eens geld uit hun portemonnaie gemist doordat kinderen uit snoep-
lust iets wegnamen. Wanneer men sigarettenautomaten toestaat dan
brengt men niet alleen de gezondheid van de kinderen in gevaar maar dan
zit er ook het gevaar in, dat kinderen die eenmaal aan het roken zijn, in de
verleiding worden gebracht. Men maakt het hun gemakkelijk om siga-
retten te betrekken; men heeft er absoluut geen controle meer op. Dat een
kind van beneden 14 jaar naar Haarlem zou gaan om sigaretten te kopen,
lijkt spreker niet zo waarschijnlijk, omdat dat altijd nog een paar kilo-
meter fietsen is en dikwijls zijn ze nog onder toezicht van de ouders.
Toch speelt het belang van de middenstand hier ook een rol. Wanneer
sigarenwinkeliers vrij unaniem zeggen, dat zij in de plaatsing van auto-
maten geen droog brood zien, dan vindt spreker dat wel degelijk een door-
slaggevende omstandigheid. Men kan theoretisch zô redeneren: laten 1 of
2 winkeliers die dat graag willen zo'n automaat aanschaffen. Afgezien nog
van het gevaar voor de jeugd, vindt spreker dit wat erg ver gaan, omdat
het inderdaad zou gaan ten koste van anderen, al heeft de raad dan niet de
taak om regelingen te treffen om oneerlijke concurrentie te voorkomen.
Spreker zal met animo stemmen voor handhaving van het verbod.
De heer Brink heeft zich afgevraagd, of de door het college gestelde
vragen nu wel juist waren. Er zijn nu vragen gesteld betreffende de jeugd.
Spreker meent, dat dit niet de enquete is geweest die de raad indertijd is
toegezegd. Er zou nl. zonder meer de vraag worden gesteld of men prijs
stelde op automaten ja of nee. Dit staat niet in die vragen. Daarom is
spreker er van overtuigd, dat verschillende sigarenwinkeliers alleen ge-
antwoord hebben op de vraag betreffende de handhaving van het verbod
van roken door kinderen, maar daarnaast niet voor 100 het kardinale
punt van de vrijheid tot het plaatsen van automaten heeft begrepen.
Voorts wil spreker ingaan op hetgeen de heer Pliester heeft gezegd, nl.
dat een deel van de middenstand er niet aan kan denken om dure auto-
maten aan te schaffen. Spreker zou naar aanleiding daarvan willen vragen
of de raad nu niet een beetje te ver gaat. Zo gezien zou de raad voor elke
bedrijfsgroep beschermend moeten gaan optreden. Bij de groentenhande-
laren b.v. staan zeer veel automaten. Wordt het dan de plicht van de raad
om ook daar beschermend te gaan optreden Zoals dit punt nu is af-
gewikkeld begeeft de raad zich op een terrein dat het zijne niet is. Laat de
middenstand de vrijheid als hij meent dat hij tot plaatsing van automaten
kan overgaan. Laat de middenstand het zelf ondervinden of dat economisch
verantwoord is. Het gaat niet aan de middenstand aan allerlei wettelijke
bepalingen te binden. Bepalingen zijn er al genoeg, veel te veel zelfs.
Spreker zou er daarom met klem op willen aandringen om deze bepaling op
te heffen. Spreker wil nog een klein voorbeeld aanhalen. Indertijd is in
deze raad behandeld de sluiting van slijterijen. Eén slijter wilde absoluut
niet sluiten. De andere slijters hebben toen allemaal ondanks dat zij
graag de verplichte winkelsluiting wilden terwille van de vrijheid ge-
zegd, dat hij zijn gang kon gaan. Spreker kan zich niet voorstellen, dat de
meerderheid van de sigarenwinkeliers geen rekening wil houden met de
wensen van de minderheid en het handhaven van dit verbod met hand en
tand verdedigt.
De heer Verkouw zegt, dat hij in afwijking van het standpunt van zijn
fractiegenoten spreker hoopt niet, dat men de indruk heeft gekregen
dat beide dames kettingrooksters zijn het voorstel van burgemeester en
wethouders gaarne wil steunen. Hij meent daar ook enige argumenten
voor te hebben. Niemand zou er over gedacht hebben het plaatsen van
sigarettenautomaten mogelijk te maken, als zich kort geleden niet het
geval met de sigarettenautomaten in de stationshal had voorgedaan. De
burgers vragen niet om automaten. De winkeliers in grote meerderheid