263
17 december 1959.
kan, in het voordeel. Die wordt daardoor als het ware gedwongen zichzelf
een verplichting op de hals te halen, want hij moet ook mee doen. Doet hij
dat niet, dan ligt hij bij anderen ten achter. Het is dus niet het behartigen
van de belangen van de middenstand, wanneer de heer Brink zegt, dat we
in deze de vrijheid moeten kiezen. Dat zou fout zijn. Spreker wil aanraden
wêl naar de stem van de sigarenwinkeliers te luisteren, ook al zijn zij dan
belanghebbenden en denken zij niet aan de volksgezondheid die hier mede
in het geding is.
Mr. Rutgers moet het, naar aanleiding van wat de heer Verhoeven ge-
zegd heeft, opnemen voor de heer Brink, want de heer Verhoeven heeft
naar sprekers idee de verkeerde weg gewezen ten aanzien van de samen-
hang waarin wij de vrijheid in gebondenheid moeten stellen. Het lezen van
statistieken en het lezen van uitkomsten van enquetes is geen gemakkelijke
zaak en kan op velerlei wijzen geschieden en zeker wanneer de vragen zo
moeilijk zijn gesteld als burgemeester en wethouders ten aanzien van de
enquete onder de sigarenwinkeliers hebben gedaan. AIs spreker oprecht
probeert de antwoorden op de vragen goed te lezen, dan is er slechts
1 algemene uitkomst nl., dat de grote meerderheid deze automaten liever
niet wil in verband met de hoge aanschaffingskosten daarvan, in verband
met hun lelijkheid en in verband met andere bezwaren, zoals Ianger werken
e.d. Wat is nu het punt waar het om gaat? Spreker moet eerlijk zeggen,
dat al het geseherm met de volksgezondheid een loos gescherm is. Wan-
neer men stelt dat het hier gaat om de volksgezondheid, dan zit hij toch
wel een beetje in zichzelf te lachen. Volgens sommige raadsleden zijn de
gezondheid en de zedelijkheid gemoeid met de vraag of de automaten er
komen want de betreffende bepaling staat in de A.P.V. onder het hoofdstuk
van de openbare zedelijkheid. Dat hebben de sigarenwinkeliers in de en-
quete echter niet willen zeggen. De vraag is zo gesteld en daarom moesten
zij die geen automaten wilden, daar wel naar toe, Hun argumentatie was
echter, dat de automaten voor hen te duur waren en de daarmede gepaard
gaande uitbreiding van werktijd te bezwaarlijk. Spreker vindt het bepaald
niet juist wanneer men dat teveel aandikt.
Het is niet waar dat spreker nu ook de twee voorgaande leden van art.
152 der A.P.V. overboord wil gooien, zoals de heer Verkouw stelde. Spreker
blijft het belangrijk vinden, dat het aan kinderen beneden 14 jaar verboden
blijft om op de openbare straat te roken en om sigaretten bij zich te heb-
ben. Die bepalingen blijven van kracht. Aan de bepaling, dat de winkeliers
geen rookartikelen aan kinderen mogen verkopen, wordt maar weinig de
hand g:ehouden. Spreker vindt dat ook niet zo erg, want heel vaak weet de
winkelier, dat de kinderen niet zelf roken maar het verlangde voor een
huisgenoot halen. Als kinderen willen roken komen zij toch aan rookarti-
kelen, dat weet iedereen. Als men het anders zegt is dat bepaald niet hele-
maal conform de waarheid.
Wanneer men in dit geval binden wil, moeten de motieven op het terrein
van de economische wetgeving liggen. Maar hier wil men proberen te
binden met motieven ontleend aan de volksgezondheid. Door het opheffen
van deze bepaling komt de volksgezondheid in het geheel niet in het ge-
drang. Als spreker de heer Hopstaken goed begrijpt is 10 van de winke-
liers vôôr opheffing van het verbod. Waarom hun dan die vrijheid niet
gegeven!
De heer Verhoeven zegt, dat hier geen sprake is van een werkelijke vrij-
heid. Hier heeft men te maken met de vrijheid van het geld. Als men iets
moet verachten dan is het de vrijheid van het geld. Alleen hij, die het geld
daarvoor heeft, kan zich permitteren automaten te kopen. Nu worden ook
anderen, die het niet kunnen betalen, uit concurrentie-overwegingen, ge-
dwongen automaten aan te schaffen. Spreker is bereid zijn argumenten
betreffende de volksgezondheid te laten vallen, maar hier is dan toch het