17 december 1959. 264 economisch belang van een grote groep winkeliers aan de orde. Hier ver- raadt de heer Brink zijn eigen middenstand. De heer Zegwaart zegt, dat hij het wel eens is met degenen die hand- having van de bepaling bepleiten op grond van de volksgezondheid. De economische zijde van dit vraagstuk bekijkende, vraagt hij zich af, wat de taak van de overheid in deze is. Volgens spreker heeft de overheid de taak om te zorgen, dat elke groep van ingezetenen de gelegenheid krijgt om hun groepsbelangen of individuele belangen zo goed mogelijk te kunnen be- hartigen. Er is gebleken, dat de belanghebbenden zich in grote meerder- heid tegen de vrijheid om automaten te plaatsen hebben verklaard. Boven- dien is niet gebleken, dat de burgerij aan deze automaten behoefte heeft. Het is toch zo, dat er 12 uur per dag gelegenheid is om op normale wijze, in de winkel, tabaksartikelen te kopen. Als de zaken zo staan, zal de raad een goed werk doen als hij in dit geval de sigarenwinkeliers de mogelijk- heid verschaft om hun belangen zo goed mogelijk te behartigen en aan hun verlangen om het automatenverbod te handhaven zijn medewerking verleent. Spreker wil op enkele gevaren wijzen die aan het hebben van automaten verbonden zijn. Er is gezegd, dat heel veel kinderen niet over een gulden beschikken om in een automaat sigaretten te kopen. Er zijn echter vele jeugdigen die ontzettend graag roken, zelfs teveel roken en als zij dan op normale wijze, d.w.z. tegen inworp van een normaal geldstuk geen sigaretten kunnen krijgen, dan vreest spreker, dat er nogal eens geprobeerd zal worden om op frauduleuze wijze sigaretten uit de auto- maten te krijgen, nl. door er eigengemaakte muntstukken in te werpen of misschien door die automaten geheel te vernielen. Naast het feit dat een investering voor deze automaten voor de sigarenwinkeliers een belangrijk nadeel op zal leveren, bestaat er dus bovendien nog de kans, dat hun dure automaten vernield worden. Nog een ander motief voor spreker is, dat hierdoor ook de avond- en nachtrust van de betrokken middenstanders in gevaar wordt gebracht. Als men zo'n kostbaar instrument heeft, wil men het ook graag productief maken. Spreker heeft in verschillende steden gezien, dat er 's avonds een man op een krukje bij de automaat zit om geld te wisselen en dat de auto- maten, als het heel goed gaat, bijgevuld worden. Het gevolg zal dus zijn, dat de sigarenwinkeliers practisch dag en nacht aan hun huis gebonden zijn. Spreker wil er gaarne aan medewerken dat deze narigheid niet over de sigarenwinkeliers komt. Hij zal dus het voorstel van burgemeester en wet- houders ondersteunen. De Voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders in de vergadering van 29 oktober 1959 aan de raad hebben toegezegd, onder de sigaren- winkeliers een enquete te zullen instellen naar hun oordeel over de wense- lijkheid van het handhaven van het verbod, genoemd in artikel 152, 3e lid der A.P.V. Burgemeester en wethouders hebben daarbij niet de vraag ge- steld of de sigarenwinkeliers al of niet op automaten prijs stellen, zoals de heer Brink graag had gezien dat gedaan zou zijn, maar zij hebben, omdat het verbod om tabaksartikelen in automaten voorradig te hebben voorkomt in art. 152 der A.P.V. (maatregelen tegen het roken door kinderen) hun vraag daarmede in overeenstemming geformuleerd. Door de meeste siga- renwinkeliers is geantwoord, dat zij tegen opheffing van deze bepaling waren. Daarmede was eigenlijk yoor burgemeester en wethouders de kous af. Zij menen, dat, wanneer die bepaling zou worden opgeheven, dit wel degelijk ten koste zou gaan van de gezondheid der kinderen. Nu er in de couranten zo vaak wordt gewezen op het grote gevaar dat gelegen is in het roken door kinderen, achten burgemeester en wethouders het onverant- woord om het de kinderen gemakkelijker te maken om aan rookartikelen te komen. Deze bepaling is 5 jaar geleden welbewust in de A.P.V. op- genomen. Spreker meent, dat het enig juiste besluit zal zijn om de be-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1959 | | pagina 17