14
7 januari 1960.
staan van vrije en verantwoordelijke wilsdaden rekening blijkt te houden.
Deze innerlijke, in het wezen van de wil zelf, gefundeerde vrijheid blijft de
mens altijd behouden, ook al mist hij de uiterlijke vrijheid: die van fysieke
of morele dwang.
Na al de verklaringen met betrekking tot absolute of relatieve vrijheid
die hier in de afgelopen tijd (wat ruimer in de afgelopen jaren) zijn afge-
legd, achtte mijn fractie het gewenst om te dien opzichte ook van onze
zijde een principiële stelling te doen horen.
Naar onze smaak is er bij al die vrijheid ook rekening te houden met
de rechtvaardigheid, zoals bij nadere bestudering van hetgeen ik hiervoren
stelde zal blijken en met de naastenliefde. Wij ailen hebben de vrijheid lief,
wij zijn dankbaar dat wij die in ons vaderland in zo ruime mate bezitten.
Laten wij ons bij onze besluiten toch öök laten leiden door de overtuiging,
dat de macht van het geld niet de ware vrijheid kan brengen omdat dé
ware vrijheid rekening dient te houden met het belang van de évennaaste.
Nu wij het toch over de vrijheid hebben mag dezerzijds een woord over
de onvrijheid van de gemeente tegenover de centrale overheid, waarop de
voorzitter zo terecht doelde in hetgeen hij bij zijn afscheidswoord in de
Iaatste vergadering van het voorgaande jaar en ook in zijn nieuwjaarsrede
zeide, niet achterwege blijven.
Er zijn tegenwoordig weer twee nieuwe slagwoorden ontstaan in de
staatshuishoudkunde (als ik dit oude woord voor wat tegenwoordig so-
ciaal-economie pleegt te heten, nog mag benutten). Die slagwoorden
luiden enerzijds „macro-economie" en anderzijds ,,micro-economie". Men
regeert vanuit Den Haag hoewel deeis andere bewindslieden aan het roer
zijn gaarne macro-economisch, dat wil zeggen op basis van totaalgege-
vens, die voor de Nederlandse gemeenschap als zodanig in haar geheel
gelden. Die gegevens zijn veelal verzameld uit door het Centraal Bureau
vo°r de Statistiek beschikbaar gestelde cijfers, welke zijn opgemaakt uit
detailcijfers, die de Nederlandse gemeenschap, bestaande uit vele eenhe-
den, verstrekte en als totaal geven ze vermoedelijk wel een juist totaal-
beeld.
Ik mag hier voor die statistische gegevens toch nog wel eens wijzen op
het ondeugende grapje, dat een Amerikaans professor van Nederlandse
afstamming, prof. de Haas, eens op een congres in 1926 in het toenma-
lige Koloniaal Instituut maakte. Hij zei dat er leugens waren, gemene
leugens en statistieken.
Daartegenover mag ik misschien wel wijzen op de wet van de grote
getailen die zegt, dat, indien men maar genoeg waarnemingen doet, uit-
eindelijk toch het juiste .getal er uit komt. Ik wijs daarbij op het verhaai
van de pot die 50 witte en 50 zwarte balletjes bevat; als men maar vaak
genoeg zijn hand in de pot steekt en een balletje er uit haalt, heeft men
na vele waarnemingen precies of nagenoeg precies evenveel malen een
wit als een zwart balletje tevoorschijn gehaald. Maar die wet van de grote
getallen is ook toepasselijk op het maken van fouten, als men maar ge-
noeg fouten maakt, is de uitkomst in totaal goed.
En hier zit naar mijn bescheiden mening „des Pudels Kern". Macro-
economisch elimineert men alle afwijkingen die micro-economisch, dus
voor het speciale geval, juist blijken te zijn. Men geeft door dit g'elijk-
strijken aan de ene zijde teveel en aan de andere zijde te weinig als men
van een gemiddelde uitgaat.
Deze nivellerende tendens begint zich naar mijn persoonlijke smaak in
de laatste decennia van ons aller denken en doen meester te maken. Het
is een tendens die de individualiteit ontkent, en die de bijzonderheid van
het bepaalde geval niet meer onderkent. Dat is de ondergrond, naar mijn
smaak nogmaals, die alle acties van de centrale overheid beheerst En
nu wil ik onmiddellijk toegeven, dat die centrale overheid het niet ge-
makkelijk heeft, zij dient wel een algemene gedragslijn te bepalen, maar