7 januari 1960.
29
armslag zullen krijgen voor de vele belangrijke kapitaalsuitgaven, welke
wij te doen hebben. In verband hiermede achten wij het van belang, dat
burgemeester en wethouders nog eens bezien, of het niet redelijk zou zijn
sommige retributies en leges te herzien om deze meer in overeenstemming
te brengen met de in omliggende gemeenten geldende tarieven. Die zijn
soms hoger en dit is vaak juister, gezien de waardedaling van het geld.
Ook de mogelijkheid van belastingverhoging heeft wederom overweging
bij onze fractie uitgemaakt. Zij wenst die toch al niet sympathieke ver-
hoging van op bepaalde groepen burgers drukkende belasting in reserve
te houden. Daarmede zullen opgevangen moeten worden de kosten van
rente en afschrijving op leningen voor kapitaalswerken. Dit temeer nu
a onze beschikbare reserves de neiging hebben te verdwijnen. Als voor 1961
een duidelijker beeld van de financiën is verkregen zal daarover met meer
zin een standpunt zijn te bepalen. Wij hopen dan niet in een positie te
zijn, welke ons zou noodzaken in te stemmen met de noodkreet van de
burgemeester van Amsterdam, die reeds thans om maatregeien van de
centrale overheid heeft gevraagd, omdat zijn gemeente de noodzakelijke
kapitaalsuitgaven niet meer kan doen, mede wegens gebrek aan geld.
In ieder geval achten wij het voor Heemstede thans niet gewenst voor
1960 de suggestie van minister Toxopeus te volgen en over te gaan tot
invoering van brand- en baatbelasting of verhoging der straatbelasting.
Reeds de vier door burgemeester en wethouders bij memorie van toelich-
ting speciaal genoemde kapitaalswerken van haar nota, waarvoor onze
dank, zulien voor rente en afschrijving op de gewone begroting gaan druk-
ken, indien uitgevoerd. De zwemvijvers zullen uit eigen bedrijf die nieuwe
last niet kunnen dragen. Bij die vier werken zal het om enige tonnen per
jaar gaan. Verhoging van alle belastingen tot het maximum zou dit be-
drag niet dekken.
Nochtans achten wij uitvoering van al die vier objecten dringend nodig.
AIs men met mij eens is, dat de waardedaling van het geld en de kosten-
stijging, b.v. door onze integratie in de Europese gemeenschap, nog niet
tot staan zijn gekomen, dan zal men kunnen begrijpen, dat wij geneigd
zijn te zeggen: Nu en nog dit jaar met die vier objecten begonnen. De
moeilijke keus, welke objecten dan de voorrang zouden hebben, is daar-
mede tevens omzeild.
Veel in dit alles is niet nieuw voor U. Wij zijn er van overtuigd, dat het
college van burgemeester en wethouders steeds pal staat voor de finan-
ciële belangen van onze gemeente. Moge zij daarin niet verslappen.
Waren de gemeenten in de eerste plaats „belast", in meerderlei zin, met
de bouw van de nodige huurwoningen, nu heeft het rijk dit meer aan zich
getrokken, ook voor de financiering. Te vrezen is echter, dat het aantal
woningwetwoningen, dat Heemstede krijgt toegewezen, nog kleiner zal
worden en dat deze en de premiewoningen, waarvan we helemaal niets
krijgen, het karakter van ,,uitgeklede" woningen zullen moeten krijgen.
Iets waar wij in Heemstede terecht nimmer aan wilden. Binnen het kader
van algemene beschouwingen is het onmogelijk op het eomplex van vraag-
stukken van woningbouw in de overheidssector te diep in te gaan. In
verband echter met de door mij gestelde verantwoordelijkheidsvraag be-
treffende onze activiteit op dit punt hebben wij ons echter wel afgevraagd,
hoe wij die activiteit hier kunnen opvoeren.
Vast staat, dat er in Heemstede nog een grote behoefte is aan huur-
woningen in de lagere- en lagere middelklasse. Niet alleen zal bij ge-
deputeerde staten alles geprobeerd moeten worden en desnoods in Den
Haag om het te verkrijgen bouwvolume op te voeren, maar tevens stellen
wij de vraag, of de bestaande woningbouwverenigingen zich niet meer van
hun verantwoordelijkheid bewust moesten zijn om hun medeburgers in
deze te dienen, voor zover mogelijk. Wij zouden het op prijs stellen, indien
de wethouder enige gegevens zou kunnen verstrekken, waaruit zou kunnen