7 januari 1960.
31
drijfskosten. Daarnaast ligt zeker een zeer eigen en gewenste taak voor de
raad bij het verlenen van subsidies. Dit ontslaat ons niet van de taak om
een aanmerkelijke totaalpost voor subsidies periodiek opnieuw aan een
oordeel te onderwerpen. Wij kunnen in het algemeen de gedachtengang
van burgemeester en wethouders wel volgen. Maar wat is onder plaatselijk
belang te verstaan? Moet er ook geen rekening mee worden gehouden,
dat allerlei verenigingen reeds ruim door het rijk worden gesubsidieerd
In ieder geval willen wij er nog eens op aandringen en bij enkele hoofd-
stukken zullen wij daar nog op terugkomen, dat nauwkeurig wordt na-
gegaan, ook bij sympathiek werk, of de subsidie wel bepaald nodig is.
Onze fractie is niet geheel bevredigd door het antwoord van burge-
meester en wethouders op vragen over berekening van de kosten van aan-
leg van straatverlichting en dergelijke in de verkoopprijs van grond voor
industriële doeleinden. Er lijkt ons geen bezwaar tegen deze kosten bij de
niet hoge grondprijs in te calculeren. Bedrijven schrijven deze grondaan-
koop toch uit het bedrijfsresultaat af, wat bij een particulier eenmaal niet
gebeurt. Zeer bepaald niet afdoende lijkt ons het argument, dat nieuwe
kopers belast worden met iets, waarmede oude kopers niet bélast werden.
Dit bezwaar is aan iedere nieuwe regeling verbonden. De gemeente heeft
er zich nimmer aan gebonden om de prijzen niet te verhogen of te verla-
gen.
Wat betreft de gemeentebedrijven zijn wij eveneens niet geheel vol-
daan met de antwoorden. Ook al zijn weinig investeringen bij het water-
bedrijf te verwachten, de loon- en andere onkosten verminderen ook jaar-
lijks het minieme overschot. Hoewel wij geen bezwaar wiiien maken tegen
het systeem om bij dit bedrijf geen zogenaamde winst te maken, zien wij
hier een tekort dreigen.
Betreffende het gas- en elektriciteitsbedrijf willen wij ons niet te zeer
begeven in een uiteenzetting van ons steeds ingenomen standpunt. Inder-
daad is een grotere winst voor deze bedrijven begroot, maar burgemees-
ter en wethouders merken terecht op, dat deze niet als een soort sluitpost
voor de begroting is aangemerkt. Wij achten het normaal dat een be-
drijf winst maakt; het ligt in het karakter van het begrip bedrijf. De
vraag is alleen, wat is een aanvaardbare winst, en wat teveel. Dit lijkt mij
ook een algemeen aanvaard standpunt. Ik heb er wel eens de aandacht op
gevestigd, dat men onder P. v. d. A.-leiding bij het Provinciaal Elektri-
citeitsbedrijf, mede door grote winsten, zeer grote reserves vormt en dat
normaal vindt. En beschouwde niet wijlen wethouder Wibaut winst op de
bedrijven een gewone en noodzakelijke inkomst voor de gemeente Amster-
dam tot bedragen van miljoenen De kolenprijs is nog steeds in beweging,
uit de lagere kosten mag nu al niet direct een conclusie worden getrokken.
Te bedenken is, dat de winst wordt behaald door het gebruik van de royale
gebruikers en enigszins door groter gebruik van grotere gezinnen en niet
door het gebruik van de kleine gebruikers, zodat de laatsten niet overmatig
worden belast.
Wij zien dan ook geen wenselijkheid tot verlaging van tarieven op dit
moment. Men moet het meer zoeken in het niet verhogen, ondanks stij-
ging van allerlei kosten. De in een ,,ingezonden stuk" getrokken vergeiij-
king met prijzen van het P.E.N. gaat o.i. mank, daargelaten de vraag of
dit ons leveren wil. Bij ons is eehter wel de vraag gerezen, of het mogelijk
zou zijn dat de wethouder misschien iets tegemoet zou kunnen komen in
het huishoudtarief. Het huishoudbedrijf is toch een algemeen bedrijf van
alle burgers, dat voor ieder noodzakelijk is en juist grotere gezinnen wor-
den misschien wat onevenredig belast.
Met allerlei punten bij het afdelingsonderzoek ter sprake gekomen,
kunnen wij in grote trekken wel akkoord gaan met het antwoord van
burgemeester en wethouders. Enkele zullen wij nog bij de betrokken hoofd-
stukken ter sprake brengen. Dit houdt uiteraard niet in, dat wij nu met