7 januari 1960. 3 uit gemeentelijke kring, die ons door de dood ontvielen. In september moesten wij in Uw vergadering stilstaan bij het overlijden van onze oud- wethouder, de heer Van Houten, wiens persoonlijkheid ons nog zo helder voor de geest staat. Voorts moet ik noemen de vrouw van onze bode, de heer Slot, zelf wel niet in gemeentedienst, maar bij veel gelegenheden, niet in het minst bij Uw vergaderingen, een stille kracht achter de scher- men. Daarna werden nog door de dood weggenomen de heren Stroosma, meteropnemer-geldophaler bij de bedrijven, Hessels de badmeester, en Kaulbach, opzichter voor buitengewone werken bij Openbare Werken, als- mede zeer plotseling en op nog zo jeugdige leeftijd mejuffrouw Lubbers, hulpassistente bij de openbare leeszaal. Ik wil van hun werk in dienst van de gemeente met dankbaarheid in Uw midden melding maken en de hoop uitspreken, dat het hun nabestaanden gegeven moge zijn kracht te vinden om het leed dat over hen gekomen is, te dragen. Ik wil hier ook de pers noemen, die in het afgelopen jaar Uw doen en laten van stap tot stap heeft gevolgd en op verantwoorde wijze publiek heeft gemaakt. Ik wil hier de wens, en ik mag wel zeggen de verwachting uitspreken, dat de verslaggevers van de onderscheidene bladen het komend jaar weer objectief hun werk zullen verrichten en daardoor dienstbaar zijn aan een versterking van de band tussen U als bestuur en de burgers. Moge deze objectiviteit en het te dienen ideaal ook U dit nieuwe jaar bij al Uw beraadslagingen steeds voor ogen staan, en moge de Almachtige God, Wiens hulp wij bij elke vergadering inroepen, U daarbij leiden en Uw werk zegenen". De heer van der Linden, nestor van de raad, antwoordt als volgt: „Mijnheer de Voorzitter, U bent begonnen met te zeggen, dat U het kort zou maken omdat er vandaag nog wel het een en ander valt te zeggen. Ik zal mij daarbij aansluiten en ook kort zijn. Ik zeg U, mede namens de raadsleden, hartelijk dank voor de goede wensen die U tot ons hebt gericht. Vanzelfsprekend wensen wij ook U en degenen, die U dierbaar zijn, van harte een gelukkig en zegenrijk jaar toe. U hebt in Uw jaaroverzicht enige aspecten genoemd, die pessimistisch klonken, maar ik zal daarop thans niet verder ingaan, omdat zo aanstonds bij de algemene beschouwingen en bij de te houden discussies daarover nog wel het een en ander naar voren zal komen. Ik wil mij graag aansluiten bij de woorden die U hebt gewijd aan hen die ons dit j'aar zijn ontvallen. Ik hoop, dat de Zegen die U in alle ver- gaderingen over ons afsmeekt, ook het komende jaar ons deel zal mogen zijn. Dan ben ik er van overtuigd, dat wij met vertrouwen de toekomst tegemoet mogen zien." (Applaus). I. VASTSTELLING GEMEENTE-BEGROTING EN BEDRIJFSBEGRO- TINGEN VOOR HET DIENSTJAAR 1960 MET BIJBEHORENDE BE- GROTIN GS WIJ ZIGIN GEN Hierbij behoren de nota's van burgemeester en wethouders, opgenomen in de gedrukte stukken onder volgno. 1. Begrotingen 1960 la. In de naaste toekomst noodzakelijk uit te voeren belangrijke werken, en het algemeen verslag van het in de afdelingen van de raad verhandelde met de memorie van antwoord daarop van burgemeester en wethouders, alsmede de adviezen van de raadscommissiën. De Voorzitter geeft gelegenheid tot het houden van algemene beschou- wingen. Mr. Rutgers zegt: „M. de V., wanneer de gemiddelde Heemstedenaar,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1960 | | pagina 3