7 januari 1960.
49
enigingen zou ik bijzonder in de aandacht van burgemeester en wethou-
ders willen aanbevelen. Ik kan het op dit ogenblik niet helemaal beoorde-
len, maar de gedachte dat de woningbouwverenigingen, die bepaalde com-
plexen in eigendom hebben, door de verkoop daarvan geld vrij kunnen
krijgen om nieuwe objecten te entameren, lijkt mij zeer interessant. Wij
moeten inderdaad tot bouwen zien te komen ook van woningen met wat
lagere huur en ik geloof, dat wat de heer Pliester gezegd heeft, toch een
gezonde gedachte inhoudt.
Ook ten aanzien van de subsidies kan ik hetgeen de heer Pliester ge-
zegd heeft onderschrijven.
Ik ben het niet volledig eens met het gesprokene door mevrouw van der
Meulen. Dat zit hem niet zozeer in verschil van uitgangspunt. Maar me-
vrouw van der Meulen heeft naar mijn idee toch echt wederom haar alge-
mene beschouwing gebruikt voor politieke doeleinden en dat kan ik niet
waarderen. Ik blijf graag, zoals mevrouw van der Meulen dat ook wil,
volkomen zakelijk. Ik acht het dan ook zakelijk niet erg bevredigend om
nu elkaar hier te gaan aanvallen over hetgeen al lang geleden gebeurd
is en wat al lang is uitgepraat zoals b.v. de wethoudersverkiezing. Ik kan
nu wel weer van mijn kant zeggen, dat ik volkomen tevreden ben over
zoals het gegaan is, maar ik zie de noodzaak niet in om deze controverse
weer te gaan ophalen.
Mevrouw van der Meulen heeft bovendien ik vind het wel eervol maar
toch onbegrijpelijk nogal veel de V.V.D. de oorzaak genoemd van wat
door burgemeester en wethouders en de meerderheid van de raad is nage-
laten. Er zit wat eervols in als ik dan ook mag aannemen, dat wat ten
goede gebeurt, ook alleen het werk van de V.V.D. is. Zo zal ik het maar
uitleggen want anders is het volstrekt onbegrijpelijk.
Ik vind de speech van mevrouw van der Meulen toch anders liggen
dan de speeches van de heren Verhoeven en Pliester. Deze beide laatsten
en ook ik hebben vanuit ons gezichtspunt de belangen van de gemeente
bekeken. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken, dat mevrouw van der
Meulen het andersom doet en aan de hand van de belangen van de ge-
meente probeert aan te tonen, dat haar gezichtspunt juist is. Dat vind ik
jammer.
Ik geloof niet en ik zou het wel eens aangetoond willen zien, dat, wan-
neer wij nu belastingverhoging gehad zouden hebben, de nieuwe zwemvij-
ver er al zou zijn, zoals mevrouw van der Meulen stelt. Ik acht dit een
volstrekt verkeerd argument. Het is een politiek argument, het is een
argument dat op een verkiezingsvergadering ook niet kan worden gebruikt
omdat het niet waar is, maar dan misschien wel gebruikt zal worden
Maar het is hier niet zakelijk. Er zijn talloze zaken die nodig zijn en
waarvoor kapitalen moeten worden geïnvesteerd; daarvoor is algehele
verbetering van de gemeentelijke financiën vereist en het gaat niet aan
een beperkte bepaalde belastingverhoging voldoende te achten voor het
effectueren van een bepaald project.
Wat het bejaardenprobleem betreft steun ik uiteraard, evenals de wet-
houder gedaan heeft, het idee, dat er wederom een bejaardentehuis zal
komen. Ik steun niet het idee, dat dit van overheidswege moet worden op-
gezet. Ik vertrouw in deze in de zelfstandige krachten die vanuit de ge-
meenschap naar voren komen. Dat is van alle kanten beter en m.i. gezon-
der.
Ten aanzien van het antwoord van burgemeester en wethouders op de
algemene beschouwingen wil ik gaarne beginnen met mijn bijzondere dank
uit te spreken aan het adres van de voorzitter, die op uitvoerige wijze is
ingegaan op hetgeen ik heb gezegd zowel ten aanzien van de verhouding
gemeenschap-gemeente als ten aanzien van de samenhang van de ver-
schillende overheidsorganen in de gemeente.
Eigenlijk ben ik bijzonder tevreden over wat de voorzitter over deze