7 januari 1960.
53
die de moeite van het aanhoren waard waren en waar ik het mee eens kon
zijn. Ook mijn fractie voelt er niet voor, dat het gemeentebestuur maar
allerlei taken, die niet op zijn terrein liggen, op zich neemt. Met name
voelt zij niet voor buurthuizen en ook niet voor gemeentelijke bejaarden-
huizen. Maar als degenen, die zich in een bejaardenhuis met een bepaald
religieus milieu niet thuis voelen, willen komen tot de stichting van een
b-ajaardenhuis voor niet-kerkelijken dan kan mevrouw van der Meulen
en haar fractie in deze op de steun van mijn fractie rekenen. Aan een der-
gelijk particulier initiatief zal mijn fractie gaarne medewerking verle-
nen, omdat het in overeenstemming is met wat wij plegen te noemen, de
verdeiende rechtvaardigheid.
Ik geloof evenmin als de heer Rutgers in de omstandigheid, dat, wanneer
we nu maar de luttele bedragen aan belastingen die de gemeente in de be-
staande omstandigheden nog zou kunnen heffen, hadden geheven het-
geen de fractie van de P. v.d. A. voorstaat we dan in staat zouden zijn
geweest het zwembad respectievelijk het raadhuis en politiebureau te
bouwen. Ten eerste omdat de bedragen die daardoor verkregen zouden zijn
niet voldoende zijn om de rente en aflossing van die kapitaalsuitgaven te
bestrijden en ten tweede omdat men vandaag de dag nog wel meer hekjes
moet overspringen om een machtiging te krijgen om dergelijke objecten
te bouwen. Als we nu nog helemaal van voren af aan met het plan voor de
zwemvijver zouden moeten beginnen, zou het zeker nog 5 jaar duren
voordat de zwemvijver er komt. Heel veel voorbereidend werk is al ver-
richt in een periode die lag voor deze raadsperiode, zelfs nog voordien,
en ik geloof, dat het goed voorbereidend werk is geweest. In de naaste toe-
komst, mits de nodige machtigingen van de centrale overheid daarvoor
afkomen, zal het zwembad kunnen worden gebouwd, al zal het misschien
niet op de vorstelijke wijze zijn zoals wij ons in eerste instantie hadden
gedacht.
Mevrouw van der Meulen heeft eigenlijk al van de wethouder het ant-
woord gekregen op haar bewering, dat de weerstand tegen bepaalde wen-
sen die haar fractie koesterde, niet alleen een gevolg zou zijn van het
begrotingstekort. Zij heeft betoogd, dat de wet op de financiëie verhouding
tussen rijk en gemeenten na 1929 nooit een kans heeft gekregen. Dat
waag ik toch wel te betwijfelen. Inderdaad is vlak na 1929 de crisispe-
riode gekomen en toen kon men niet doen wat men wilde, maar daarna is
toch voor hier de toestand ontstaan dat, doordat de centrale overheid in
Den Haag bovenop de duiten zat die misschien wel voor andere doel-
einden zijn uitgegeven daardoor aan de gemeenten het hare niet is
gegeven. Wanneer men de bedragen vergelijkt die Heemstede per burger
heeft betaald en wat Heemstede uit het gemeentefonds werkelijk heeft
teruggekregen, dan blijkt, dat deze grote verschillen vertonen. Het spreekt
vanzelf dat, waar wij hier in een min of meer welvarende plaats leven,
door Heemstede meer betaald zal moeten worden dan door vele andere
gemeenten, maar het verschil tussen storting en uitkering is toch wel
heel erg groot. De centrale overheid is hiermede werkelijk ten achter
gebleven.
Ik begrijp ook wel, dat de centrale overheid de lagere organen niet
overal haar eigen gang kan laten gaan. Er zijn gemeenten en nu moet
Tietjerksteradeel mij niet kwalijk nemen dat ik haar naam noem waar
men wel wat lichtzinnig handelt. Ik heb Tietjerksteradeel genoemd, maar
men weet wel, dat in de buurt daarvan inderdaad heel gekke dingen zijn
gebeurd. Daar is men toch wel wat te hard van stapel gelopen en het is
dus goed dat die centrale overheid remmend werkt. Maar dat die teugel
waaraan wij dus lopen zo strak wordt aangehaald dat het bit ons te strak
in de mond zit, als U begrijpt wat ik bedoel dan is dat toch wel een
beetje heel erg.
Mevrouw van der Meulen heeft ook gezegd, dat, als we alles zouden