7 januari 1960.
55
ligt. Het lidmaatschap daarvan kost 2,50 per jaar en f 4,50 voor een
echtpaar en daarvoor heeft men gratis toegang tot vele bijeenkomsten.
Dit bedrag moet door een grote categorie van mensen op te brengen zijn.
Zo ben ik er zeker van, dat eventueel zelfs nog een regeling zou zijh te
treffen om dat bedrag van f 4,50 per echtpaar in termijnen te betalen.
Het is een feit dat de uitvoeringen van de Kunstkring juist het minst
bezocht worden wanneer er kamermuziek of instructieve concerten wor-
den gegeven. En nu is het merkwaardig, dat zelfs de categorie mensen,
die wel naar toneelvoorstellingen pleegt te gaan, voor die andere kunst-
uitingen zo weinig belangstelling heeft. De Kunstkring wil inderdaad op-
voedende concerten geven, maar men kan een dergelijk concert niet geven
als er maar 20 toehoorders komen. De Kunstkring gebruikt haar subsidie
voor het brengen van kunstuitingen die normaal slecht bezocht worden
zoals voor een voorstelling van een klassiek stuk, waar we niet allemaal
heengaan en voor hypermoderne stukken, waar ook niet zoveel belang-
stelling voor bestaat. De subsidie van f 2000,wordt in elk geval goed
besteed. Ik ben er heilig van overtuigd, dat mevrouw van der Meulen
en de haren met open armen in de schoot van de Kunstkring zullen worden
ontvangen.
De heer Pliester heeft gezegd dat we dit jaar met vier kapitaalswer-
ken zouden moeten beginnen. Hiertegen zou ik willen opmerken, dat we
die wel niet zullen mogen uitvoeren, terwijl als dat wel zou mogen, het
geld nu slechts geleend kan worden tegen de te dure voorwaarden van
de Bank van Nederlandsche Gemeenten. Ik hoop, dat het eens een keer
ophoudt, want de gunsten van de Bank van Nederlandsche Gemeenten zijn
dure gunsten. Men kan op het ogenblik bijna zeker elders tegen een lager
percentage lenen dan bij de Bank voor Nederlandsche Gemeenten. Het on-
middellijk uitvoeren van die vier objecten zou ik nalaten.
Ik geloof niet dat de woningbouwverenigingen op de wijze die de heer
Pliester heeft aangegeven aan geld kunnen komen. Maar dat laat ik verder
gaarne aan de wethouder van openbare werken over.
Over de gezinstarieven blijken wij het eens te zijn.
Laten we toch maar een klein beetje kankeren in deze raad. Ik geloof
dat ik het hier al eens heb aangehaald, dat Rostand een toneelstuk heeft
geschreven genaamd: „Chantecler". De haan zegt op een gegeven mo-
ment: ,,Ik zing niet voor mijn dalletje alleen, maar ik zing opdat in andere
dalen andere hanen mijn gekraai zullen overnemen". Zo moet men dat
naar mijn mening zien. Indien nu in meerdere gemeenteraden eens een
keer tegen Den Haag wordt gekankerd over de wijze waarop men daar
met het ruwe potlood werkt, dan geloof ik dat het toch inderdaad wel in-
vloed zal hebben.
Wethouder Corver heeft gezegd, dat dit een moeilijke begroting is. Ik
weet niet precies wat hij moeilijk noemt, maar naar mijn mening is deze
begroting een heel merkwaardig werkstuk. Hoe krijgt men het zo voor el-
kaar! Er staan n.l. naar mijn bescheiden mening maar heel weinig getal-
len in, die kunnen bogen op de realiteit.
De wethouder is het met me eens, dat wij op lange termijn toch wel
uit de finaneiële impasse komen, maar zegt hij: „het geld dat we niet heb-
ben kunnen we niet besteden". Ik zou het met de heer Corver eens kunnen
zijn, maar ik ken een grootmeester in het werken met tekorten. Hij leeft
helaas niet meer, maar dat was meneer Schacht uit Berlijn. Meneer
Schacht kon uitstekend met tekorten werken en ik geloof, dat meneer
Corver dat ook kan. Niet omdat hij een oorlog moet financieren, maar ik
geloof dat de heer Corver het tekort dat wij hebben wel kan financieren.
De reserve die wij hebben is eigenlijk geen reserve. Zij is ontstaan uit
overschotten van vroegere dienstjaren. Dat geld is er dus wel, maar het
is belegd doordat we met eigen geld hebben gefinancierd. Voor die zelf-
financiering kunnen we weer lenen en zolang de lepel in de brijpot